Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3450/GA en 15/3644/GA, 9 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3450/GA en 15/3644/GA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 8 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2016, gehouden in de p.i. Ter Apel, zijn gehoord klager, mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Ter Apel, en mevrouw [...], juridisch medewerker bij voornoemde inrichting.
Klagers raadsvrouw heeft op 7 januari 2016 schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen en heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen. Het verslag van het verhandelde ter zitting en het verslag met bijbehorende foto’s van de schouw zijn ter kennisneming aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur verzonden. De raadsvrouw is in de gelegenheid
gesteld
op de verslagen te reageren. Op 1 maart 2015 is een reactie van klagers raadsvrouw ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
15/3450/GA
a. het feit dat klager slechts één uur per week bezoek mag ontvangen;
b. de beslissing om klager niet te promoveren;
c. de beslissing om het bezoek zonder toezicht (BZT) voor onbepaalde tijd stop te zetten;
d. het beluisteren van een telefoongesprek tussen klager en een derde zonder daarvan voorafgaand mededeling te doen;
15/3644/GA
e. de schending van klagers recht op privacy tijdens het telefoneren.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van onderdeel a: klager krijgt maar één uur per week bezoek, terwijl hij twee uren per week wenst. Er is sprake van een mondelinge
mededeling aan klager dat aan hem een maatregel betreffende het bezoek is opgelegd. Dit ziet niet alleen op BZT maar ook op regulier bezoek. Deze maatregel is onterecht opgelegd.
Ten aanzien van onderdeel b: klager dient in het basisprogramma te blijven, terwijl zijn gedrag goed is. Klager legt een verband met hetgeen is voorgevallen op 23 juni 2015, namelijk dat bij zijn bezoekster in het kader van BZT verdovende middelen zijn
aangetroffen. Er is niet alleen sprake van negatief maar ook van oranje en groen gedrag. Het groene gedrag is niet meegewogen. Een gemotiveerde belangenafweging ontbreekt.
Klager heeft nooit gezegd dat hij drugs blijft gebruiken om rustig te blijven. Hij heeft wel gezegd dat hij blijft roken zolang in Nederland wiet wordt verkocht. Hij is geen vaste gebruiker, maar hij blowt af en toe. Hij weet dat dit niet mag en dat
daaraan consequenties zijn verbonden. Er worden allerlei dingen gebruikt om klager zwart te maken. Voor de onttrekking heeft klager geen rapport en geen straf gekregen.
Ten aanzien van onderdeel c: het BZT is stopgezet als gevolg van het feit dat op 23 juni 2015 bij zijn bezoekster verdovende middelen zijn aangetroffen. Klager kan hier echter niets aan doen. Het BZT is weliswaar bedoeld voor de versterking van een
relatie tussen een gedetineerde en zijn partner, maar klager mag en kan diverse partners hebben en kan en mag derhalve BZT hebben met diverse vrouwen. Het verweer dat aan zijn partner gedurende drie maanden de toegang tot de inrichting is ontzegd, dat
daardoor geen duurzame relatie kan worden opgebouwd en dat om die reden BZT niet door kan gaan treft geen doel.
Ten aanzien van onderdeel d: er is toezicht uitgeoefend op klagers telefoongesprekken, hetgeen hem niet is medegedeeld. Tevens is niet gebleken in hoeverre dit toezicht noodzakelijk was. Dit vormt een inmenging in het recht op privacy. De directie
heeft
op onjuiste wijze gebruik gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 39, tweede lid, van de Pbw.
Ten aanzien van onderdeel e: de telefoonvoorziening op afdeling F1 voldoet niet aan de eisen, waardoor klagers privacy onvoldoende gewaarborgd is. Conform artikel 39, vierde lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op ongestoord telefonisch contact
met zijn advocaat. Dit is tevens een grondrecht en een Europeesrechtelijk beschermd recht. De directeur dient er voor zorg te dragen dat de gedetineerden van dit recht gebruik kunnen maken op een wijze waarbij het recht op privacy zoveel als
redelijkerwijs mogelijk wordt gewaarborgd. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat het hangen van kappen over de telefoontoestellen of het anderszins afschermen van de omgeving van de telefooncel voldoende kan zijn om de privacy te
waarborgen (RSJ 22 maart 2013, 13/0001/GA). De vraag of er daadwerkelijk sprake is van voldoende waarborg voor het telefoneren in betrekkelijke rust is echter zeer casuïstisch en afhankelijk van de omstandigheden in de inrichting. In onderhavig geval
kan iedereen meeluisteren met de gevoerde gesprekken. De telefoon bevindt zich naast twee kantoren van het afdelingspersoneel en vlak naast de huiskamer. Hierdoor lopen vaak gedetineerden en bewaarders langs de telefoonvoorzieningen. Deze gang van
zaken
vormt een niet gerechtvaardigde inbreuk op het recht op privacy (artikel 8 EVRM). De directeur is tekort geschoten in haar zorgplicht. De directeur heeft toegezegd te kijken naar de positionering van de kappen, maar dit lijkt niet te zijn gebeurd of
dit
heeft niet geleid tot een bevredigende oplossing. Klager handhaaft zijn verzoek om een descente.

In de schriftelijke reactie van klagers raadsvrouw van 1 maart 2015 is het volgende aangevoerd. Er zijn twee telefoonvoorzieningen, welke zijn voorzien van een kap. Tussen deze telefoonvoorzieningen in bevindt zich een kantoorruimte, direct gelegen
naast de eerste telefoonvoorziening. Vlak voor de eerste telefoonvoorziening staat een tafel met daarop een schaakspel. Klager stelt dat de deur van het kantoor altijd open staat. Bewakers kunnen derhalve meeluisteren met de gevoerde
telefoongesprekken.
Tijdens de recreatiemomenten zitten de bewakers ook aan de tafel. Er kan niet in betrekkelijke rust getelefoneerd worden middels de eerste telefoonvoorziening. Dit is gelegen in de positionering van het kantoor, het feit dat de kappen onvoldoende
geluidwerend zijn en de positie van de tafel met het schaakspel. Het verplaatsen van de tafel is onvoldoende om de betrekkelijke rust wel te garanderen.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van onderdeel a: volgens artikel 3.8.1 van de huisregels heeft een gedetineerde ten minste recht op één uur bezoek per week of twee uren
per twee weken. De administratie hanteert dat een gedetineerde recht heeft op twee uren bezoek per week. Dit geldt ook voor klager. Op 1 juli 2015 heeft klager bezoek gehad van 14.00 uur tot 16.00 uur. Op 9 juli 2015 stond het bezoek voor dezelfde tijd
ingepland, maar is zijn bezoek niet geweest.
Ten aanzien van onderdeel b: klager is besproken tijdens het MDO van 2 juni 2015 en zijn gedrag wordt nog steeds als rood aangemerkt. Klager heeft aangegeven niet te stoppen met drugsgebruik omdat hij hier rustig van wordt. Klager heeft meermalen een
positieve urinecontrole afgeleverd. Op 15 mei 2015 is aan klager een rapport aangezegd vanwege onttrekking aan toezicht. Hiervoor heeft klager een voorwaardelijke straf gekregen.
Ten aanzien van onderdeel c: BZT is bedoeld voor het versterken van een duurzame relatie tussen een gedetineerde en zijn levenspartner. Aan klagers partner is op 23 juni 2015 de toegang tot de inrichting ontzegd voor de duur van drie maanden. Klager
komt gedurende deze periode niet in aanmerking voor BZT.
Ten aanzien van onderdeel d: op 23 juni 2015 zijn bij klagers bezoekster verdovende middelen aangetroffen. De bezoekster verklaarde dat klager haar onder druk heeft gezet en haar telefonisch heeft bedreigd. Naar aanleiding van deze verklaring is
besloten om het telefoongesprek van die ochtend uit te luisteren. Volgens artikel 3.9.1 van de huisregels kan de directeur besluiten tot het uitluisteren van opgenomen telefoongesprekken. Daarvoor is geen voorafgaande schriftelijke mededeling
noodzakelijk. Het telefoongesprek is uitgeluisterd in het kader van de orde en veiligheid.
Ten aanzien van onderdeel e: de positionering van de telefoontoestellen is reeds bepaald bij de bouw van de inrichting. Er is destijds voor deze plaats gekozen zodat er vanuit de statische post en de teamkamer zicht is op de toestellen. Op iedere
afdeling is de positie van deze toestellen gelijk. De toestellen hangen op een plek waar gedetineerden langs lopen als ze naar de woonkamer of keuken gaan. Tijdens het vervangen van de telefoontoestellen in 2012 zijn tevens alle telefoon- en
geluidskappen vervangen. De kappen zijn destijds door DJI getest en akkoord bevonden. Alle kappen zijn circa 700x750x550 mm en geluidsisolerend. Het recht op privacy tijdens telefoneren is, zoveel als redelijkerwijs mogelijk, gewaarborgd, mits de
telefoon en de geluidskap op de daarvoor bedoelde manier worden gebruikt.

De beroepscommissie heeft ter zitting een bezoek gebracht aan afdeling F1 om de telefoonvoorziening te bekijken. Hiervan is een verslag - inclusief foto’s - opgemaakt.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a. en c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager is wegens ‘rood gedrag’ op - onder meer - middelengebruik niet in aanmerking gekomen voor plaatsing in het plusprogramma. In de bijlagen bij de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) zijn voorbeelden
gegeven
van gedrag dat als ‘goed gedrag’ (groen), ‘dit kan beter-gedrag’ (oranje) of ‘ongewenst gedrag’ (rood) wordt aangemerkt. Daaruit volgt dat het (niet incidenteel) gebruik van drugs ongewenst gedrag en dus rood gedrag oplevert, wat tot gevolg heeft dat
promotie is uitgesloten.

Reeds eerder heeft de beroepscommissie beslist dat de directeur bij de beslissing een gedetineerde niet te promoveren een eigen belangenafweging dient te maken (RSJ 24 april 2015, 14/4783/GA).
Uit het advies van het MDO blijkt - hoewel klagers positieve gedrag daarin is vermeld - niet van een belangenafweging tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook
zijn positieve gedrag, anderzijds. Evenmin is gebleken van een belangenafweging in een schriftelijk besluit tot niet promoveren, nu dit besluit door de directeur niet is overgelegd. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat
onvoldoende is gebleken van een belangenafweging bij de beslissing om klager niet te promoveren. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Nu uiterlijk zes weken na degradatie wordt bezien of een gedetineerde weer
kan
promoveren en nu tegen het niet promoveren beklag kan worden ingesteld, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,=.

Ten aanzien van onderdeel d. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Uit artikel 39, tweede lid, van de Pbw volgt dat de directeur kan bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde
een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de
betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht.

Door de directeur is aangevoerd dat het opgenomen telefoongesprek is uitgeluisterd naar aanleiding van een verklaring van klagers bezoekster, bij wie voorafgaand aan het bezoek verdovende middelen zijn aangetroffen. Het telefoongesprek is derhalve
uitgeluisterd in het kader van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting als bedoeld in artikel 36, vierde lid, sub a, van de Pbw. Door klager is echter aangevoerd - en door de directeur niet betwist - dat aan hem niet is medegedeeld
dat zijn telefoongesprek werd uitgeluisterd en wat de noodzaak daartoe was. De beroepscommissie is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat aan klager mededeling is gedaan van de aard en de reden van het toezicht, hetgeen in strijd is met
artikel
39, tweede lid, van de Pbw. De verwijzing door de directeur naar de huisregels, waarin is bepaald dat de directeur kan besluiten tot het uitluisteren van opgenomen telefoongesprekken, acht zij onvoldoende. De beroepscommissie zal het beroep derhalve
gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Ten aanzien van onderdeel e. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer
telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. De directeur dient er voor te zorgen dat gedetineerden van dit recht om te telefoneren gebruik kunnen maken, op een wijze waarbij hun recht op privacy - zoveel als redelijkerwijs mogelijk
-
wordt gewaarborgd.

Op afdeling F1, waar klager verblijft, zijn twee telefoonvoorzieningen, bestaande uit een telefoontoestel aan de muur met daaromheen een kap. Op dit gedeelte van de afdeling bevinden zich tevens twee kantoren van inrichtingsmedewerkers, een keuken en
een recreatieruimte. Tussen de twee telefoonvoorzieningen in bevindt zich een kantoorruimte. Deze bevindt zich direct naast de eerste telefoonvoorziening. Vlak voor de eerste telefoonvoorziening staat een tafel met daarop een schaakspel, op ongeveer
een
meter afstand. Door klager is aangevoerd dat tijdens de recreatie aan deze tafel vaak bewaarders en gedetineerden zitten en dat het tijdens de recreatie druk is op dit gedeelte van de afdeling. Tijdens de recreatie hebben de gedetineerden de
mogelijkheid om te telefoneren. Bij het bezoek aan afdeling F1 heeft de beroepscommissie vastgesteld dat zowel in het naast gelegen kantoor als aan de tafel gehoord kan worden wat de persoon zegt die (op normale wijze) een telefoongesprek voert.

Gelet op het bovenstaande - en met name op de positionering van de telefoonvoorzieningen ten opzichte van het kantoor en van de tafel - is de beroepscommissie van oordeel dat in onderhavige situatie de privacy tijdens het telefoneren onvoldoende is
gewaarborgd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel e. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven