Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3973/GA, 8 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3973/GA

betreft: [klager] datum: 8 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om klagers geprivilegieerde post te versturen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft duidelijk op de envelop geschreven dat het een geprivilegieerde zending betrof. De postkamer wilde de brief eerst lezen, waarop
klager heeft aangegeven dat de brief enkel in zijn bijzijn mocht worden geopend en gecontroleerd op contrabande. Volgens klager wilde men hier geen gehoor aan geven en weigerde men de brief te verzenden. Klager betwist dat hij medewerking aan de
controle van de inhoud van de envelop zou hebben geweigerd. De brief is retour gegaan naar klagers afdeling en derhalve is geweigerd om de brief te versturen.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Er is geen sprake van weigering van het versturen van een poststuk. Een medewerker van het Bureau Management Ondersteuning (BMO) kreeg het poststuk in handen en had vraagtekens bij de inhoud. Gelet op het
feit dat het geprivilegieerde post betrof, is er contact geweest met het bureau dat de post controleert en met de afdeling waar klager verbleef. Duidelijk werd gesteld dat de post niet mocht worden geopend. Derhalve is de post (ongeopend) retour
afdeling gegaan.

3. De beoordeling
Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klagers poststuk is binnengekomen bij het BMO en dat het geheel met tape was dichtgeplakt. De brief is vervolgens teruggegaan naar de afdeling Bevolking omdat er geen paraaf ten controle van
deze afdeling op de envelop stond. Uit overleg met de afdeling van klager volgde dat de brief absoluut niet geopend mocht worden, waarop is besloten de brief terug te sturen naar klagers afdeling. Gelet op bovenstaande acht de beroepscommissie het
retourneren van de brief naar klagers afdeling niet onbegrijpelijk en is zij van oordeel dat niet is gebleken van een weigering om het poststuk te verzenden. Er is derhalve geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid,
van de Pbw waartegen beklag openstaat. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 8 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven