Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1586/GB, 8 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1586/GB

 

Betreft:               [Klager]               datum: 8 september 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 mei 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.F. Schadd, op 21 juli door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Klager is sedert 14 december 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Vught. Op 6 april 2017 is hij geplaatst in de BPG van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

 

3.            De standpunten

3.1.        Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Met klager gaat het momenteel in de BPG redelijk. Zolang hij met rust wordt gelatenzijn er eigenlijk geen problemen. Klager verblijft nu ongeveer een jaar in Vught, en kennelijk wil het personeel hem inmiddels weer kwijt. Klager is van mening dat in deze inrichting te veel op alle slakken zout wordt gelegd en dat men te veel naar zijn verleden kijkt in plaats van naar het heden. In de tijd dat hij in de BPG van de locatie De Schie verbleef ging het eigenlijk heel goed met hem. Daar is hem nooit een verslag aangezegd. Hij vraagt zich dan ook af waarom dat hier in Vught wel gebeurt. Klager wil graag terug naar een andere inrichting. Klager heeft veel moeite met het feit dat hij naar Vught is overgeplaatst terwijl juist in deze inrichting een incident met een personeelslid heeft plaatsgevonden. Daardoor bestaat in deze inrichting een gekleurd beeld van klager. Alleen daarom al zou hij niet in Vught geplaatst moeten worden. Klagers strafzaak wordt op 26 juli 2017 behandeld. Daar zal het hof beslissen over een verzoek om een aantal getuigen (personeelsleden van de p.i. Vught) te horen. Ook om die reden zou een terugplaatsing naar De Schie beter zijn. Weliswaar weet ook het personeel in de Schie omtrent klagers betrokkenheid bij het steekincident, maar dat betreft daar niet hun directe collega’s.

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het selectieadvies komt naar voren dat klager een medegedetineerde heeft neergestoken. Daarbij heeft hij verzet gepleegd naar het personeel en gedreigd dat personeel neer te steken. Van deze feiten is aangifte gedaan bij de politie en aan de selectiefunctionaris is geadviseerd klager in de BPG te plaatsen. Klager bestrijdt het voorval weliswaar, maar onderbouwt zijn stelling verder niet. Voor de selectiefunctionaris is er geen reden tot twijfel aan de juistheid van het advies van de p.i. Vught. Door zowel het gedrag van klager, de aard van het door klager gepleegde delict en het incident van 22 maart 2017 vormt klager een ernstig beheersrisico. Ten gevolge daarvan wordt klager op dit moment ongeschikt geacht voor een verblijf in een regime met beperkte of algehele gemeenschap. Omdat klager direct in de BPG in Vught kon worden geplaatst, is gekozen voor plaatsing in die inrichting. Klager komt niet in contact met de penitentiair inrichtingswerker voor de bedreiging van wie hij in voorlopige hechtenis verblijft.

 

4.            De beoordeling

4.1.        De BPG van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2.        Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

De selectiefunctionaris heeft – klagers voorgeschiedenis mede in acht nemend –  de verstrekte gegevens omtrent klagers gedrag en diens betrokkenheid bij een gewelddadig voorval, waarbij een medegedetineerde is neergestoken en  klager ernstig verzet heeft gepleegd jegens het personeel, in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichting met een individueel regime niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, nu tegen klager een strafzaak loopt naar aanleiding van het hiervoor vermelde voorval en in welke strafzaak mogelijk personeelsleden van de p.i. Vught als getuigen zullen worden gehoord, het de voorkeur verdient dat klager, als de hiervoor genoemde mogelijkheid werkelijkheid wordt, wordt overgeplaatst naar een andere BPG.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand  en mr. M.A.G. Rutten , leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 september 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven