Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4039/TA, 7 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4039/TA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de Pompestichting, locatie Zeeland, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klagers raadsman, mr. F.P. Holthuis. Als toehoorder was aanwezig mr. M.L. Koster, secretaris bij de afdeling
rechtspraak van de Raad.

Klager en de vertegenwoordiger van het hoofd van de Pompestichting hebben schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering klager een door zijn vader geschonken tuner/versterker te laten invoeren.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 31 december 2015 is telefonisch contact opgenomen met het secretariaat van de Raad en verzocht om een nadere termijn voor het indienen van de gronden van het beroep. De raadsman is een nadere termijn gegeven en hij heeft binnen die termijn de
gronden
voor het beroep ingediend.
Klager heeft interesse in pc’s en (oude) geluidsapparatuur. Hij was vroeger zendamateur. Klager wil een oude tuner/versterker uit de jaren tachtig, die hij van zijn vader heeft gekregen, invoeren. Klager heeft een kamer vol met oude apparatuur. De
tuner/versterker is een analoog apparaat zonder USB-aansluiting. Het in de inrichting gehanteerde mediabeleid ziet niet op dit apparaat. Artikel 44 Bvt is leidend en niet de huis- en/of afdelingsregels. De vraag is welke ruimte artikel 44 Bvt biedt om
de invoer van dit apparaat te weigeren.
De tuner/versterker kan niet worden aangemerkt als ‘afspeelapparatuur’, zodat het voorschrift als vermeld onder 12 van de afdelingsregels - inhoudende dat nieuw in te voeren apparatuur enkel via de firma Strijbosch kan worden aangeschaft - niet geldt
voor klagers tuner/versterker. De versterker versterkt alleen signalen. Het apparaat heeft vier tot zes uitgangen waarop andere apparaten, ook digitale, kunnen worden aangesloten. Met de invoer van het apparaat komen de orde en de veiligheid in de
inrichting niet in gevaar. De locatie Zeeland is een andere setting dan de behandelinrichting te Nijmegen. Klager kan niet zelfstandig op het internet en heeft daarvoor de hulp van het personeel nodig. Het apparaat kan onderzocht worden, ook door de
firma Strijbosch, voordat invoer plaatsvindt, maar de inrichting is daartoe niet bereid.
Klager gaat vaak genoeg naar huis en kan dan wel gebruik maken van zijn oude tuner/versterker. Hij wil hem echter het liefst dagelijks gebruiken. De versterker, die momenteel op zijn kamer staat, is nog ouder en dateert uit de jaren zeventig. Hij wil
dit oudere apparaat omruilen voor de tuner/versterker uit de jaren tachtig.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klagers raadsman heeft de gronden van het beroep te laat ingediend. Op 2 december 2015 is het pro forma beroep ingediend en de gronden van het beroep pas op 4 januari 2016.
Verpleegden hebben geen wettelijk recht op het bezit van apparatuur binnen de inrichting. In augustus 2014 is het beleid terzake aangescherpt wegens enkele incidenten en de technologische ontwikkelingen van de laatste decennia. Besloten is aan het
bezit
en het gebruik van mediamiddelen strengere voorwaarden te verbinden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in diverse regels van de inrichting.
De inrichting ziet de versterker als afspeelapparatuur. In Van Dale is afspeelapparatuur gedefinieerd als ‘apparatuur voor het ten gehore brengen van geluidsdragers’ en deze definitie ondersteunt de zienswijze van de inrichting. Het is door de enorme
diversiteit aan mediadragers voor het personeel ondoenlijk in te schatten welke risico’s (bijvoorbeeld de aanwezigheid van wifi-verbindingen, USB-poorten e.d.) de specifieke mediamiddelen met zich meebrengen. Dit vergt specialistisch onderzoek, hetgeen
niet door het personeel verricht kan worden vanwege het ontbreken van gedegen kennis; dit is ook zeer onwenselijk vanwege de behandelrelatie met de verpleegden.

3. De beoordeling
Het beroep is ingesteld op 2 december 2012. De raadsman is bij brief van 21 december 2015 door het secretariaat van de Raad in de gelegenheid gesteld binnen tien dagen het beroep met redenen te omkleden. Aannemelijk is dat de raadsman op
31 december 2015 telefonisch contact heeft opgenomen met het secretariaat van de Raad en dat toen hem een nadere termijn is gegeven tot en met 4 januari 2016. Nu op 4 januari 2016 de gronden voor het beroep zijn ontvangen, zal de beroepscommissie
klager ontvangen in het beroep.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan klagers tuner/versterker aangemerkt worden als een apparaat waarmee geluid kan worden afgespeeld, zodat het (aangescherpte) beleid van de inrichting inzake mediamiddelen daarop van toepassing is. De
beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat dat beleid, ook naar zijn strekking, ziet op mediamiddelen in ruime zin en niet beperkt is tot smart-tv’s, blue ray-spelers, spelcomputers en dvd-spelers. De stelling dat de versterker analoog is en geen
mogelijkheden voor een USB-aansluiting heeft, zodat er geen verbinding met internet kan worden gemaakt, kan daaraan niet afdoen. Het verifiëren van de juistheid van die stelling zou, bij invoer van het apparaat in de inrichting, het specialistische
onderzoek (door personeel) vergen dat nu juist zo onwenselijk werd geacht en daarom met het nieuwe beleid is afgeschaft.

Het eigendomsrecht van een verpleegde kan worden beperkt op grond van artikel 44, tweede lid, van de Bvt; uit hoofdstuk 2.6 (rechten en beperkingen daarvan) van de Memorie van toelichting bij de Bvt komt naar voren dat het hoofd van de inrichting, met
inachtneming van het in artikel 2, tweede lid, van de Bvt neergelegde beginsel van minimale beperkingen, de nodige vrijheid wordt gelaten de geëigende maatregelen te nemen (RSJ 27 juli 2015, 15/872/TA). Het hoofd van de inrichting is derhalve bevoegd
op
het niveau van interne regelgeving, zoals afdelingsregels, het eigendomsrecht van een verpleegde te beperken.
De onderhavige beperking dient de in artikel 44, tweede lid van de Bvt genoemde orde en veiligheid in de inrichting. Het kost de inrichting immers veel inspanningen apparatuur te controleren op ongeoorloofde (mogelijkheden van) toegang tot internet en
dat kan van de inrichting niet worden gevergd. Het is in dat licht niet onredelijk dat het bezit van nieuw in te voeren apparatuur voor de eigen verblijfsruimte alleen is toegestaan met betrekking tot bij de firma Strijbosch gekochte (of door deze
firma
gecontroleerde en verzegelde) apparatuur, nu deze firma de inrichting kan garanderen dat haar apparaten voldoen aan de eisen die de inrichting uit veiligheidsoverwegingen daaraan stelt. Door klager zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot
ander oordeel zouden moeten leiden. Daarbij komt dat klager gebruik kan maken van de onderhavige tuner/versterker wanneer hij in het kader van begeleid verlof bij zijn ouders verblijft.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie ontvangt klager in het beroep, verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met deels wijziging/aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven