Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3548/GA, 7 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3548/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Blonk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de 8 februari 2016, gehouden in de p.i. Lelystad zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Jansen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen in afwachting van klagers overplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De maatregel is gebaseerd op willekeur. Klager is gelijktijdig met gedetineerde Van R. in afzondering geplaatst. Gedetineerde Van R. mocht na een week gewoon op de afdeling verblijven. Klager heeft nog een week langer in afzondering verbleven. Na
afloop
van de eerste maatregel mocht klager twee dagen op de afdeling verblijven. Daarna werd hij weer voor de duur van een week afgezonderd, maar uren later werd klager al overgeplaatst. Klager zit al jaren gedetineerd en gedraagt zich goed. Hij heeft geen
problemen. Er was alleen sprake van een verbale onenigheid. Er is geen sprake geweest van fysiek geweld. Klager vindt dat de directeur al tijdens de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf had kunnen regelen dat klager werd overgeplaatst en niet
pas daarna.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De aanleiding om klager af te zonderen heeft te maken met een vechtpartij. Klager zou samen met gedetineerde Van R. een medegedetineerde geslagen hebben. De directeur heeft eerst onderzoek gedaan. Tijdens het onderzoek is klager afgezonderd. Naar
aanleiding van de uitkomst van dat onderzoek is klager disciplinair gestraft. Vervolgens heeft de directeur besloten om klager over te plaatsen in het kader van de orde en veiligheid. In afwachting van die overplaatsing is klager wederom afgezonderd
totdat hij daadwerkelijk overgeplaatst werd. Het is niet met zekerheid te zeggen of klager twee dagen vrij op de afdeling heeft verbleven. In ieder geval had dat niet gemogen. Klager gedraagt zich intimiderend jegens personeel en medegedetineerden. Dit
blijkt uit de dagrapportages. Klager is erop aangesproken dat hij zich minder profilerend moet gedragen. Gezien klagers status “verhoogd” op de zogenoemde GVM-lijst is het een grote puzzel geweest om klager over te plaatsen. Het was nodig om klager
tijdelijk af te zonderen.

3. De beoordeling
Vaststaat dat klager op 12 juni 2015 is afgezonderd in het kader van een onderzoek. Op
16 juni 2015 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd voor de duur van zeven dagen wegens fysiek geweld jegens een medegedetineerde. De directeur heeft op dezelfde datum de selectiefunctionaris geadviseerd klager over te plaatsen.

Op 19 juni 2015 is aan klager een maatregel van afzondering opgelegd in afwachting van zijn overplaatsing. Met betrekking tot deze maatregel overweegt de beroepscommissie als volgt.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw in juncto artikel 24, eerste lid, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten, dan wel een ordemaatregel van
plaatsing
in afzondering opleggen, indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel in het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Gelet op hetgeen ter zitting is verhandeld acht de beroepscommissie de beslissing om een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op te leggen niet onredelijk of onbillijk, wat er ook van zij dat klager mogelijk twee dagen op de afdeling heeft
verbleven. Het advies van de directeur aan de selectiefunctionaris klager over te plaatsen is reeds gedaan op het moment dat klager een disciplinaire straf onderging. Niet aannemelijk is geworden dat de ordemaatregel langer heeft geduurd dan
noodzakelijk was. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven