nummer: 17/2122/GV
betreft: [klager] datum: 31 augustus 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Het is onjuist dat geen sprake zou zijn van bandletsel. Dat is wel het geval. Er is een MRI-scan gemaakt en er is langdurig gebruik gemaakt van een brace. Het letsel is niet veroorzaakt door een val van de fiets. De medisch adviseur heeft de procedure vertraagd door zich te richten op commentaren die niets met het ziektebeeld te maken hebben. Het betreft wel klagers huidige partner. Voorts is aangevoerd dat het verzoek meer betreft dan alleen het bandletsel van klagers partner. Klagers dochter – die lijdt aan de chronische ziekte HSMN en in een rolstoel zit – heeft in februari 2017 een zware operatie ondergaan. Klagers partner heeft toen wegens baarmoederhalskanker eveneens een operatie ondergaan, waarvan zij nog niet volledig is hersteld. Toen klagers partner in mei 2017 ook bandletsel kreeg, heeft klager besloten dit verzoek te doen. De medisch adviseur heeft bijna vier weken nodig gehad om advies uit te brengen. De lange duur heeft niet te maken met de medische informatie zelf. Er is ook verkeerd advies gegeven. Klagers partner is nog steeds niet hersteld van het bandletsel. Medio augustus is er weefsel weggehaald en klagers partner en zijn dochter kunnen nog steeds zijn ondersteuning gebruiken.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om strafonderbreking verzocht zodat hij voor zijn stiefdochter kan zorgen. De ex-vrouw van klager is gevallen met de fiets en kan de zorg van haar dochter niet aan. De stiefdochter van klager is onlangs geopereerd en zij lijdt aan een spierziekte. Voor dat laatste revalideert zij tweemaal per week. Klager wil de zorg op zich nemen, nu zijn ex-vrouw dit niet kan. Klager ziet zijn stiefdochter als zijn dochter. Ook zijn ex-vrouw ziet hij als zijn vrouw, nu de scheiding is ingegeven vanwege financiële redenen. De Medisch Adviseur heeft in het advies vermeld dat er geen dusdanige belemmeringen bestaan bij de ex-vrouw waardoor de aanwezigheid van klager voor de zorg van de dochter onontbeerlijk is. Gezien ook het negatieve advies van de locatie Esserheem te Veenhuizen is niet aangetoond dat sprake is van een ernstige ziekte van levenspartner of kind. Daarom zijn er geen gronden aanwezig voor het verlenen van strafonderbreking.
Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem begrijpt het verzoek van klager, maar heeft negatief geadviseerd nu voor strafonderbreking noodzaak aanwezig moet zijn. Hiervan is geen sprake.
De medisch adviseur van de DJI heeft aangegeven dat strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd is. De ex-partner van klager heeft pijnklachten en de bewegingen van de knie zijn enigszins beperkt, waardoor de zorg voor de dochter zwaar en moeizaam zal zijn, maar er bestaan geen dusdanige belemmeringen waardoor de aanwezigheid van klager voor de zorg van de dochter onontbeerlijk is.
Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren. Deze straf is opgelegd door de Duitse autoriteiten, wegens – kort gezegd – overtreding van de Opiumwet.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 24 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder.
Uit het selectieadvies van de locatie Esserheem blijkt dat klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van twee weken in verband met de medische situatie van zijn ex-partner die zorgt voor haar chronisch zieke dochter, waardoor klagers aanwezigheid bij hen nodig is. Klager beschouwt de dochter als zijn dochter.Voor het toekennen van strafonderbreking zal aannemelijk moeten zijn dat klagers aanwezigheid bij zijn ex-partner en kind noodzakelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat dit onvoldoende is gebleken. Daargelaten de omstandigheid of in dit geval sprake is van een levenspartner en kind als bedoeld in artikel 36 van de Regeling, kan gelet op het ontbreken van de hiervoor omschreven noodzaak de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 31 augustus 2017
secretaris voorzitter