Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2698/GV, 30 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/2698/GV

 

betreft:               [klager]                datum: 30 augustus 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.J. Lindhout, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 augustus 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op 26 augustus 2017 is van klagers raadsvrouw een reactie op het verweerschrift van de landsadvocaat mr. M.F.H. Hirsch Ballin ontvangen. De raadsvrouw heeft haar reactie eveneens verzonden aan de landsadvocaat. Het secretariaat van de Raad heeft een kopie van deze reactie verzonden aan de selectiefunctionaris. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

 

2.            Achtergrond en relevante feiten

Klager is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 februari 1994 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, wegens doodslag, tweemaal poging tot doodslag, diefstal door middel van braak en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Klager verblijft in verband hiermee sinds 1 december 1992 in detentie. In juli 2012 heeft klager een (eerste) gratieverzoek ingediend. Het gerechtshof Amsterdam heeft daarover - voor zover bekend - nog geen advies uitgebracht.

In RSJ 12 april 2017, 16/1660/GV (eindbeslissing) heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof gegrond verklaard. Zij heeft de Staatssecretaris opgedragen binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen toegespitst op klagers eerste incidenteel verlof, dat (in beginsel) binnen drie maanden na de datum van de onderhavige uitspraak moet hebben plaatsgevonden, en verdere verloven als onderdeel van zijn resocialisatieplan.

Op 29 mei 2017 heeft de Staatssecretaris een nieuwe beslissing genomen. Deze beslissing houdt kort samengevat in dat aan klager in 2017 drie keer incidenteel verlof kan worden verleend na ontvangst van een volwaardige/voltallige rapportage van forensisch psychiatrische polikliniek het Dok over de voortgang van klagers behandeling en uit de rapportage geen belemmeringen voor verlof naar voren komen. De eerste volwaardige rapportage zal in september 2017 worden uitgebracht. Die rapportage ziet op de eerste module van klagers behandeltraject. De Staatssecretaris zal het Adviescollege levenslanggestraften vragen een advies uit te brengen over verlofverlening aan klager in 2018 en over de vraag of en wanneer klager in 2018 in aanmerking kan komen voor onbegeleid verlof.

Namens klager is tegen de beslissing van 29 mei 2017 beroep ingesteld, dat nadien is ingetrokken.

Op 28 juni 2017 heeft het Dok een verslag van een tussenevaluatie van klagers behandeling opgemaakt. Op 11 juli 2017 is een risicotaxatie opgemaakt.  

Op 26 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank Den Haag (C/09/533715/KG ZA 17/724) klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen. Daartoe is het volgende overwogen: “Ter zitting is gebleken dat [klager] aanvankelijk beroep bij de RSJ heeft ingesteld, maar dat hij dit beroep nadien weer heeft ingetrokken. De voorzieningenrechter volgt de Staat in zijn betoog dat dit betekent dat de beslissing van de Staatssecretaris van 29 mei 2017 formele rechtskracht heeft gekregen, zodat de inhoud daarvan niet meer bij de voorzieningenrechter aan de orde kan worden gesteld. Reeds daarom wordt [klager] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen”.

Op 28 juli 2017 heeft klager verzocht hem op 31 augustus 2017 incidenteel verlof te verlenen. Op 7 augustus 2017 heeft de Staatssecretaris dat verzoek afgewezen. Dit betreft de bestreden beslissing. 

 

3.            De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager wil op 31 augustus 2017 graag bij zijn gezin zijn en aldaar oefeningen van het Dok in de praktijk brengen. Hij heeft voor deze datum gekozen, omdat dit praktisch haalbaar lijkt te zijn en zijn minderjarige dochter op deze dag jarig is. Graag zou hij de gezinshereniging op die bijzondere dag willen laten plaatsvinden.

De beslissing van 29 mei 2017 is in strijd met RSJ 12 april 2017, 16/1660/GV (eindbeslissing). Het klopt dat deze beslissing formele rechtskracht heeft gekregen. Het beroep van klager ziet dan ook alleen op de weigering klager verlof te verlenen.

De risicotaxatie van 11 juli 2017 is een volwaardige rapportage. Uit de rapportage volgt dat de resultaten van de risicotaxatie pas zullen wijzigen als er zicht is op hoe klager zich tijdens verlof zal gedragen. Het risico zal dus na afronding van de eerste module in september 2017 niet gewijzigd zijn als klager niet in staat is gesteld zich buiten de inrichting te begeven. Het is dan ook niet noodzakelijk de rapportage van september 2017 af te wachten.

De Staatssecretaris heeft nagelaten een behoorlijke belangenafweging te maken. Uit de rapportages van het Dok volgt dat het in het kader van de voortgang van de behandeling noodzakelijk is dat klager verlof geniet. De Staatssecretaris heeft dit aspect niet meegewogen.

Uit de tussenevaluatie van 28 juni 2017 komen geen contra-indicaties voor verlof naar voren.

Klager heeft inmiddels zelf een verlofplan opgesteld ten behoeve van zijn eerste verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

De beslissing van 29 mei 2017 heeft formele rechtskracht. De juistheid en de inhoud van de beslissing staat daarmee vast. Met de onderhavige verlofaanvraag wil klager in feite de inhoud van de beslissing van 29 mei 2017 opnieuw aan de orde stellen. Dat is in strijd met het beginsel van formele rechtskracht en het daarmee gediende belang van rechtszekerheid.

De tussenevaluatie van 28 juni 2017 en de risicotaxatie van 11 juli 2017 zijn onvoldoende om te beoordelen of contra-indicaties voor verlof aanwezig zijn. Het Dok heeft aangegeven dat de tussenevaluatie en de (voorlopige) risicotaxatie niet als een volwaardig rapportage kunnen worden aangemerkt. Het gaat slechts om een weergave van het verloop van de gesprekken en een mogelijke inschatting van het huidige risico. Om veel meer dan een kennismaking is het nog niet gegaan. Het risico wordt ingeschat als matig tot hoog. Toekomstige indicatoren worden gestuwd door het ontbreken van een verlofplan waarin afspraken worden gemaakt over de verloven en de invulling en uitvoering daarvan. De volwaardige rapportage van september 2017 moet worden afgewacht.

Een verjaardag van een (minderjarig) kind is geen gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer waarbij de aanwezigheid van een gedetineerde noodzakelijk is en waarvoor aldus incidenteel verlof aan klager kan worden verleend.

 

4.            De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat klagers raadsvrouw het beroep gericht tegen de in navolging van RSJ 12 april 2017, 16/1660/GV (eindbeslissing) genomen beslissing van de Staatssecretaris van 29 mei 2017 heeft ingetrokken. Daarmee is de beslissing van 29 mei 2017 onherroepelijk en komt de beroepscommissie niet toe aan de vraag of die beslissing in overeenstemming is met RSJ 12 april 2017, 16/1660/GV (eindbeslissing). Zij gaat daarom voorbij aan de door klagers raadsvrouw in dit verband aangevoerde verweren. 

Klager heeft specifiek verzocht om incidenteel verlof op 31 augustus 2017, omdat hij tijd wil doorbrengen met zijn gezin en omdat zijn dochter op die datum jarig is. De beroepscommissie verstaat dit verzoek als een (afzonderlijk) verzoek om verlof dat los staat van het verlenen van verlof in het kader van de resocialisatie, omdat dat laatste al aan de orde is geweest in RSJ 12 april 2017, 16/1660/GV (eindbeslissing). Dat betekent dat het onderhavige verzoek om verlof hieronder op dezelfde wijze zal worden afgedaan als vergelijkbare verzoeken van andere (niet levenslanggestrafte) gedetineerden.

In artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klager op de verjaardag van zijn dochter aanwezig wil zijn, is dat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (onder andere RSJ 1 augustus 2016, 16/2544/GV) geen gebeurtenis waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Reeds hierom kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 30 augustus 2017

 

                                                        

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven