Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2841/TA, 4 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2841/TA

betreft: [klager] datum: 4 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van Veen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 augustus 2015 van de beklagcommissie bij FPC
Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. R. van Veen en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw
[...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting om de dosis van de (depot)medicatie die klager in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend te verdubbelen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verzet zich er tegen dat hem (in het kader van b-dwangbehandeling) Haldol wordt toegediend en kan zich dus evenmin verenigen met de verhoging
van de dosis Haldol. Klager heeft last van de bijwerkingen van de medicatie: sinds hij die medicatie krijgt toegediend is zijn gewicht enorm toegenomen. Voorafgaand aan de bestreden beslissing is op geen enkele wijze overleg met klager gepleegd. Dit,
terwijl bekend is dat overleg met klager bijdraagt aan zijn acceptatie van jegens hem genomen beslissingen. De inrichting heeft het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden. Om deze reden is klager ontvankelijk in zijn beklag en dient het beklag gegrond te
worden verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kan, wat de inrichting betreft, worden ontvangen in zijn beklag. Er heeft in het verleden veel overleg met klager
plaatsgevonden over de medicatiesoort die hem in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend. Klager heeft zelf gekozen voor Haldol. Na de overstap op Haldol is tegen klager gezegd dat de dosis van dit medicijn op den duur verhoogd zou kunnen
worden. In januari 2015 is gebleken dat klagers Haldolspiegel te laag was. Gelet hierop en gezien klagers uitspraken in november 2014 over moordneigingen werd het noodzakelijk geacht om de dosis van de medicatie te verhogen. Op 23 januari 2015 heeft de
behandelend psychiater in een gesprek aan klager verteld dat hij voornemens is de medicatiedosis te verhogen. Op 26 januari 2015 is, na overleg in de commissie voorbehouden beslissingen, de medicatieverhoging doorgevoerd. Voorafgaande aan de toediening
van de b-dwangbehandeling is dit ook aan klager meegedeeld. Deze medicatie wordt klager toegediend in het kader van b-dwangbehandeling, hetgeen betekent dat er geen overeenstemming met klager is over de inname en dosis van de toe te dienen medicatie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat het beklag niet gaat over de beslissingen om ten aanzien van klager b-dwangbehandeling toe te passen, maar enkel betrekking heeft op de dosering van de medicatie die hem in het kader van b-dwangbehandeling wordt
toegediend.

Vast staat dat klager sinds november 2014, in het kader van b-dwangbehandeling, één keer per twee weken een Haldoldepot krijgt toegediend. Op 26 januari 2015 heeft de commissie voorbehouden beslissingen geadviseerd om de dosis Haldol die klager in het
kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend te verdubbelen (van 37,5 mg naar 75 mg tweewekelijks). Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting blijkt dat het hoofd van de inrichting bij de eerstvolgende b-dwangbehandeling na 26 januari 2015
gevolg heeft gegeven aan het advies van de commissie voorbehouden beslissingen: klager is een Haldoldepot van 75 mg toegediend. Ingevolge artikel 7, vierde lid onder d, in samenhang met artikel 16b, aanhef en onder b, Bvt beslist het hoofd van de
inrichting over de toepassing van b-dwangbehandeling ten aanzien van een verpleegde. Het hoofd van de inrichting beslist naar het oordeel van de beroepscommissie niet alleen over de vraag of b-dwangbehandeling wordt toegepast, maar ook over welke
medicatie en in welke dosis deze in het kader van de b-dwangbehandeling wordt toegediend. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn klacht over de verhoging van de dosering van het Haldoldepot
dat hem in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend.

Uitgangspunt is dat het hoofd van de inrichting bij onderwerpen van medische aard mag afgaan op de bevindingen en adviezen daaromtrent van medische deskundigen.

In dit geval heeft de commissie voorbehouden beslissingen – een commissie als bedoeld in artikel 35 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden, die bestaat uit onder meer een arts, een psychiater en een psycholoog – geadviseerd om de
dosering van het Haldoldepot dat klager in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend te verdubbelen, aangezien klagers Haldolspiegel te laag was en klager minder stabiel functioneerde. De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de
inrichting in redelijkheid op het advies van de commissie voorbehouden beslissingen heeft mogen afgaan en heeft kunnen beslissen om klager bij de eerstvolgende b-dwangbehandeling de geadviseerde verhoogde dosering Haldol toe te dienen.

Namens klager is aangevoerd dat de inrichting onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat geen overleg met klager heeft plaatsgevonden alvorens hem de verhoogde dosis Haldol is toegediend. In dit verband stelt de beroepscommissie voorop dat sprake is van
b-dwangbehandeling, hetgeen betekent dat er geen overeenstemming is tussen klager en de inrichting over de behandeling met Haldol. Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting blijkt daarnaast dat de behandelend psychiater regelmatig met klager
heeft gesproken over de soort medicatie die hem in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend. Voorts blijkt uit de informatie van de inrichting dat aan klager in november 2014 – toen is overgestapt op Haldol – is meegedeeld dat als de medicatie
onvoldoende effect zou hebben de dosering zou kunnen worden verhoogd en dat in januari 2015 klagers Haldolspiegel zal worden gemeten. Op 23 januari 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en zijn behandelend psychiater en daarbij is aan
klager meegedeeld dat zijn Haldolspiegel te laag is en dat de inrichting voornemens is de dosis Haldol die klager in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend te verdubbelen. Voorts acht de beroepscommissie, gezien de mededeling van de
inrichting ter zitting, aannemelijk dat aan klager, voorafgaand aan de toediening van de verhoogde dosis Haldol in het kader van b-dwangbehandeling, is meegedeeld dat de dosis Haldol conform het voornemen was verhoogd. Op grond van het vorenstaande
komt
de beroepscommissie tot het oordeel dat de inrichting klager voldoende heeft gekend en meegenomen in de (overwegingen omtrent de) verhoging van de dosis Haldol die hem in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend. Gelet op bovengenoemde
omstandigheden kan in redelijkheid niet worden geoordeeld dat de inrichting onzorgvuldig dan wel onredelijk of onbillijk ten aanzien van klager heeft gehandeld.

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

Overigens blijkt uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting dat op 26 maart 2015 opnieuw de dosering Haldol die klager in het kader van b-dwangbehandeling wordt toegediend is verhoogd (van 75 mg naar 100 mg). De beroepscommissie heeft in deze
uitspraak geen oordeel gegeven over deze beslissing, omdat het onderliggende klaagschrift is ingediend op 2 februari 2015 en derhalve geen betrekking kan hebben op deze tweede verhoging van de dosis Haldol.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven