Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2083/GV, 25 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/2083/GV

 

betreft:               [klager]                datum: 25 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.I. Kool, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juni 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

 

2.            De standpunten

Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Klager meent dat het oordeel van de selectiefunctionaris enkel is gebaseerd op de situatie zoals die was ten tijde van het (vermeende) delict in 2006 en een incident binnen detentie in april 2007. Sinds het incident is ruim tien jaar verstreken. Sinds 2008 wordt klager niet in verband gebracht met incidenten binnen detentie. De persoonlijke ontwikkeling en de behandelingen van klager tijdens detentie zijn niet betrokken bij de bestreden beslissing. Klager heeft intensieve therapieën ondergaan. Ondanks het advies om klager op de EZV te plaatsen, verblijft klager op een reguliere afdeling en dat gaat goed. Zonder deze ontwikkelingen bij de beoordeling te betrekken, kon in redelijkheid niet tot de gewraakte beslissing worden gekomen. In ieder geval is sprake van een motiveringsgebrek. Tevens zou er geen dringende noodzaak zijn om bankzaken te regelen. Klager meent van wel. Uit het advies blijkt dat klager de bankzaken diende te regelen met betrekking tot de onderbewindstelling van zijn moeder. Dat hiervoor een acute noodzaak bestond, is gelegen in de persoonlijke omstandigheden van zijn broer. Klagers broer is bekend geweest met verslavingsproblematiek en een kans op terugval is denkbaar. Bovendien wordt die broer hoogstwaarschijnlijk aangesteld als bewindvoerder van zijn moeder. Klager wil de eigendommen van zijn moeder, met name papieren over grondbezit, veiligstellen bij de bank en het risico uitsluiten dat deze worden weggemaakt. De bezwaren van het Openbaar Ministerie (OM) kunnen worden weggenomen door voorwaarden te stellen aan de strafonderbreking, zoals het dragen van een enkelband of een gebieds- of contactverbod.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking wordt aangevoerd dat niet is aangetoond dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is, nu is gebleken dat klager zijn bezwaren ook schriftelijk kan toelichten. Met betrekking tot het huren van een kluis is onvoldoende aangetoond waarom klagers familieleden voor hem geen kluis kunnen huren en waarom het niet mogelijk is om hierover afspraken te maken vanuit de inrichting. Klager wenst na zijn detentie zijn zakelijke activiteiten zo spoedig mogelijk voort te zetten. Opgemerkt wordt dat de einddatum van de detentie is vastgesteld op 3 april 2020. De mogelijkheid bestaat om in een later stadium van de detentie, wanneer klager eventueel in aanmerking komt voor vrijheden, deze bankzaken te regelen. Er is niet gebleken van dringende omstandigheden. Ook is niet aangetoond waarom de bankzaken geregeld moeten worden in samenhang met de onderbewindstelling van de moeder van klager en de persoonlijke omstandigheden van klagers broer. Klager heeft familieleden die het een en ander voor hem kunnen regelen en voorts is niet onderbouwd waarom strafonderbreking voor de duur van een week zou moeten worden verleend. Daarnaast zijn de risico’s die verbonden zijn aan een eventuele strafonderbreking hoog. Klager heeft tijdens de huidige detentie geen (onbegeleide) vrijheden genoten. Hij komt hiervoor nog niet in aanmerking. Daarom heeft nog geen verdiepingsdiagnostiek plaatsgevonden. Dit is van belang, gelet op de aard en ernst van de delicten waarvoor klager is veroordeeld. Hiervoor wordt verwezen naar het advies van het OM.

Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd. Hierbij is aangegeven dat uit navraag blijkt dat klager zijn bezwaar ook schriftelijk kenbaar kan maken aan de rechter. Hij is niet verplicht bij de zitting te verschijnen. Een dringende reden voor strafonderbreking wegens zakelijke aard is niet aangetoond.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft aangegeven dat klager een gevaar is voor de veiligheid en gezondheid van anderen. Dit vanwege de ernst van de delicten (neersteken buurman en het doodschieten van vriendin en het neerschieten van ex-schoonvader terwijl klager met verlof was). De impact op de slachtoffers, nabestaanden en de maatschappij is onbeschrijflijk groot. Er is sprake van een groot recidiverisico. Het advies is daarom negatief.

 

3.            De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf voor de duur van negentien jaar en elf maanden, wegens – kort gezegd – moord, poging tot doodslag en mishandeling. De datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling valt op of omstreeks 3 april 2020.

 

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard, waarbij de persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en die zakelijke belangen al bestonden voor de aanvang van de detentie.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van een week om aanwezig te zijn bij een zitting bij de kantonrechter inzake de onderbewindstelling van de goederen van zijn moeder. Ook wenst hij de pinpas te activeren van de zakelijke rekening. Voorts zou klager nog guldens willen omwisselen en het geldbedrag willen veiligstellen op een bank. Daarnaast zijn er nog papieren betreffende grondbezit die klager wil veiligstellen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van dringende omstandigheden van zakelijke aard waarbij klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Zo is uit navraag van 22 juni 2017 bij de rechtbank gebleken dat klager zijn bezwaren over de bewindvoering schriftelijk kan aanvoeren. Voorts is niet duidelijk geworden waarom klager niet in de detentiesituatie afspraken kan maken met overige familieleden om persoonlijke spullen van de moeder van klager in bewaring te stellen. Eveneens is niet duidelijk geworden welke dringende noodzaak op dit moment bestaat om de pinpas te activeren.

Bovendien is sprake van een fors recidiverisico, nu klager meermalen geweldsdelicten heeft gepleegd en de geweldsfeiten waarvoor klager thans is gedetineerd zijn gepleegd tijdens een verlofperiode. Klager heeft in 2016 weliswaar incidenteel verlof gehad in verband met het overlijden van een familielid, doch dit verlof was begeleid.

Gelet op het hiervoor overwogene, kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 augustus 2017.

 

 

                                                

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven