Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2692/SGA, 16 augustus 2017, schorsing
Uitspraakdatum:16-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer             : 17/2692/SGA

Betreft : [verzoeker]     datum: 16 augustus 2017

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.C. Duin, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 28 juli 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 11 augustus 2017 om 16.45 uur en eindigend op 25 augustus 2017 om 16.45 uur, wegens het aantreffen van een mobiele telefoon in een waszak van verzoeker, welke telefoon na onderzoek bleek te zijn bedoeld voor verzoeker, terwijl het hier de zesde mobiele telefoon betrof die aan verzoeker gelinkt kon worden. De onderhavige disciplinaire straf wordt ten uitvoer gelegd in aansluiting op een eerder opgelegde disciplinaire straf.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het op 4 augustus 2017 bij de beklagcommissie ingekomen klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 augustus 2017.

 

1.            De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 11 juli 2017 en enkele door het personeel gedane meldingen, onder meer omtrent het aantreffen van  de mobiele telefoon, wordt voldoende aannemelijk dat in een waszak van verzoeker een mobiele telefoon is aangetroffen. De omstandigheid dat verzoeker ontkent daarbij betrokken te zijn is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – door de directeur afdoende weerlegd. Voor feiten als de onderhavige kan volgens het landelijk geldende sanctiebeleid (zoals opgenomen in de Sanctiekaart 2016 Landelijk) een disciplinaire straf van maximaal tien dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte worden opgelegd.

De directeur heeft bij zijn belangenafweging – zo blijkt uit de mededeling van de bestreden beslissing en uit de reactie op het schorsingsverzoek – rekening gehouden met de omstandigheid dat verzoeker eerder (volgens de directeur vijf keer) betrokken is geweest bij soortgelijke feiten en met verzoekers gedrag sinds zijn terugkeer in de inrichting. Niet blijkt evenwel dat de directeur bij die belangenafweging rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat verzoeker sedert 10 juli (dus inmiddels ruim één maand (eerst) in afzondering en (daarna) in opsluiting heeft verbleven.

Nu – in verband met de mogelijk schadelijke effecten van (langdurige) afzondering - (één van) de doelstelling(en) van dat landelijk geldende sanctiebeleid het terugdringen van afzonderingen (de disciplinaire straf van opsluiting daaronder begrepen) is, had de directeur in dit geval duidelijk moeten maken waarom hij toch koos voor een disciplinaire straf die – in negatieve zin – afwijkt van dat landelijk vastgestelde beleid. Omdat een dergelijke onderbouwing ontbreekt, komt het verzoek komt voor  toewijzing in aanmerking voor zover de duur van opgelegde disciplinaire straf de in de Sanctiekaart 2016 Landelijk vermelde maximale duur van tien dagen overschrijdt. Zij zal het verzoek voor het overige afwijzen.

 

2.            De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf langer duurt dan tien dagen en schorst de tenuitvoerlegging van die disciplinaire straf met ingang van 21 augustus 2017 om 16.45 uur.

Zij wijst het verzoek voor het overige af.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 augustus 2017.

 

 

secretaris            voorzitter
 

Naar boven