Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3381/GM, 11 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3381/GM

betreft: [klager] datum: 11 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Kloosterziel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 oktober 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2016, gehouden in de p.i. Vught te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg
gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt. Klagers raadsvrouw, mr M. Kloosterziel en de inrichtingsarts van de p.i. Ter Apel hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur betreft het ten onrechte niet langer voorschrijven van valium (diazepam).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd. Ten onrechte wordt overwogen dat er geen medische indicatie bestaat voor het voorschrijven van valium (diazepam). Klager heeft dit middel gedurende lange tijd (13 jaar) voorgeschreven gekregen. Hij is
afhankelijk van dit medicijn. Klager slaapt niet meer en valt overdag regelmatig flauw. Zijn medische situatie is zorgwekkend.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Het PMO waaraan zowel een psychiater als een huisarts deelnemen, bevestigt dat er sprake is van een verslaving en dat er geen medische indicatie bestaat om klager diazepam te verstrekken.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier blijkt dat klager bij binnenkomst in de p.i. Ter Apel vanuit het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) op 6 augustus 2015 de meegegeven medicatie, 50 mg diazepam, uitgereikt heeft gekregen. Op 11 augustus 2015 krijgt
klager driemaal daags 10 mg diazepam voorgeschreven. De daaropvolgende dagen brengt klager bij zijn bezoeken aan de medische dienst, onder andere op 12 augustus 2015, zijn medicatie ter sprake. Klager wil meer diazepam (40 mg) en slaapmedicatie. Op 19
augustus 2015 vindt overleg plaats in het PMO. De medicatie blijft ongewijzigd. Na enkele dagen in het JCvSZ keert klager op 8 september 2015 retour naar de p.i. Ter Apel. Klager wenst zijn medicatie (diazepam) weer te willen ontvangen, omdat deze zijn
hoofdpijnklachten zou kunnen verminderen.

De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het feit dat binnen DJI een beleid wordt gehanteerd, dat erop is gericht het gebruik van benzodiazepines af te bouwen en deze middelen slechts met grote terughoudendheid te verstrekken. De beroepscommissie
is
van oordeel dat dit beleid in zijn algemeenheid juist moet worden geacht. Dit zou slechts anders zijn indien er een dringende noodzaak bestaat een gedetineerde benzodiazepines voor te schrijven. De noodzaak hiervoor wordt bepaald door de voorschrijvend
arts, in dit geval de inrichtingsarts. De beroepscommissie is van oordeel dat ook in het geval van klager het afbouwen van diazepam niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven