Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4176/GB, 7 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4176/GB

Betreft: [Klager] datum: 7 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.A. Nooijen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het beroepschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2014 gedetineerd. Hij verbleef op grond van de ISD-maatregel in de gevangenis van de locatie Zoetermeer. Vanaf 5 januari 2015 verbleef hij in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel - onder begeleiding - in
zijn eigen woning. Op 30 maart 2015 is hij vervolgens geplaatst in de ISD-gevangenisunit van de locatie Zoetermeer. Op 10 april 2015 is besloten dat deze terugplaatsing definitief is. Klager verblijft nu in de intramurale fase. De einddatum van klagers
detentie is vastgesteld op 6 juni 2016.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De door de selectiefunctionaris genomen beslissing van 12 november 2015 is eenzelfde beslissing, gebaseerd op exact dezelfde gronden als de door de beroepscommissie vernietigde beslissing van 10 april 2015. In deze nieuwe beslissing is sprake van een
tegenstrijdige overweging voor de terugplaatsing. De terugplaatsing wordt immers wederom gegrond op het gebruiken van harddrugs en het plegen van een strafbaar feit, ondanks dat de beroepscommissie heeft gesteld dat deze gronden over onvoldoende
juridische grondslag beschikken voor de time-out van twee weken. Er zijn geen nieuwe feiten of gronden bekend geworden om de eerdere beslissing voor een time-out van twee weken te herzien. Er is wederom geen acht geslagen op de visie van de
reclassering. De reclassering had voor ogen dat
klager na de time-out verder kon met de extramurale fase en zag de positieve urinecontrole en het wegnemen van de bril als een incident en niet als een terugval. Klager heeft op eigen initiatief alsnog voor de bril betaald en stelt zelf geen drugs te
hebben gebruikt, wat de lage positieve waarde zou verklaren. De beslissing voldoet, gelet op het voorgaande, niet aan voldoende onderbouwing voor een terugplaatsing
15/4176/GB

waaruit blijkt dat de selectiefunctionaris de uitspraak van de beroepscommissie van 29 oktober 2015 niet in acht heeft genomen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het bezwaar dat dezelfde gronden worden gebruikt is deels juist. Er is echter een aanvullende omstandigheid. Er is bekend geworden dat terugplaatsing in de extramurale fase ongewenst is, dit in verband met een hoge kans op terugval of het plegen van
strafbare feiten. Bovendien lijkt klager de ernst niet in te zien van winkeldiefstal alsmede het gebruik en omgang met andere gebruikers. Om deze reden is ingezet op een klinisch traject, welke insteek besproken is in het Multidisciplinair Overleg
(MDO)
van de locatie Zoetermeer. Klager weigert hier echter aan mee te doen.

4. De beoordeling
4.1 Bij uitspraak RSJ 29 oktober 2015, 15/2314/GB heeft de beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaard. De beroepscommissie concludeerde dat de time-out een juridische grondslag ontbeerde waardoor de onderbouwing van de terugplaatsing
tekort schoot. De beroepscommissie heeft de bestreden beslissing vernietigd en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4.2 De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris voorbij is gegaan aan hetgeen de beroepscommissie heeft overwogen in haar uitspraak van 29 oktober 2015 en derhalve voornoemde uitspraak niet in acht heeft genomen. De bestreden beslissing beschikt wederom over onvoldoende
onderbouwing voor een terugplaatsing nu dezelfde gronden zijn aangevoerd als in de reeds vernietigde beslissing. Ook is er, ondanks dat dit door de beroepscommissie vereist werd, geen acht geslagen op de visie van de reclassering. Het beroep zal
derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal, gelet op het tijdsverloop, de selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, maar zelf de beslissing nemen dat klager dient
te worden teruggeplaatst in de extramurale fase. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en bepaalt dat klager alsnog dient te worden teruggeplaatst in de extramurale fase. Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager
geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. W. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 7 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven