Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0930/TB, 1 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/930/TB

betreft:               [klager]                datum: 1 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 14 maart 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.G.M. Kral, en namens de Staatssecretaris, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om overplaatsing naar een inrichting dichterbij de woonplaats van zijn partner bij besluit van 14 maart 2017 afgewezen.

 

2.            De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 28 april 2015 is hij geplaatst in FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Op 10 februari 2017 heeft klager verzocht om overplaatsing naar een andere inrichting.

 

3.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager wil in een inrichting dichterbij de woonplaats van zijn vriendin en kind (Weert) worden geplaatst, zodat zij gemakkelijker bij hem op bezoek kunnen komen en klager gemakkelijker met zijn vriendin systeemtherapie kan volgen.

Als klager dichterbij zijn gezin wordt geplaatst kan hij met zijn vriendin wekelijks systeemtherapie volgen en loopt hij niet onnodig vertraging op. Ook verwacht klager meer ontspannen te zijn als hij zijn gezin vaker kan zien en meer onderdeel kan uitmaken van hun bestaan.

Klagers vriendin en kind komen op dit moment één à twee keer per maand bij hem op bezoek. Zijn vriendin leent dan de auto van haar moeder en heeft circa € 100,= kosten aan benzine, terwijl ze in de bijstand zit. Bezoek van zijn gezin is belangrijk voor klager. Omdat hij ongewenst is verklaard, heeft hij geen verloven en geen toekomstperspectief in Nederland. Misschien wordt hij binnenkort wel geïnterneerd in België. Zijn dagen bestaan momenteel uit werken, slapen, sporten en soms het volgen van therapie. De meeste therapieën heeft klager al afgerond en hij volgt momenteel voornamelijk nog systeemtherapie. Zijn ‘Delict en Delictpresentatie’ zal klager over een maand afronden. Klager heeft vaak aangegeven het belangrijk te vinden dat zijn gezin zoveel mogelijk bij zijn behandeling wordt betrokken. Hij is van plan zich na zijn invrijheidstelling met zijn gezin en kind in België te vestigen. De ingezette behandeling zou volgens klager dan ook meer gericht moeten zijn op systeemtherapie met zijn vriendin. Klager zou graag vaker systeemtherapie willen volgen, maar vaak als zijn vriendin op bezoek komt, lukt het de inrichting vaak niet om de systeemtherapie in te plannen. Als gevolg hiervan heeft klager vaak slechts één maal in de vier of vijf weken systeemtherapie. Ook in het verleden zijn veel therapieën door toedoen van de kliniek niet of pas later uitgevoerd. Een door klager ingediend beklag hierover is gegrond verklaard. Klager geeft toe dat hij extra gemotiveerd is omdat hij graag bij zijn vriendin en kind wil zijn, maar hij bestrijdt dat hij therapieën wil ‘afvinken’ om sneller bij zijn gezin te kunnen zijn.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen.

Klager is vanwege zijn status als ongewenst vreemdeling conform het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2014 geplaatst in Veldzicht. Veldzicht is samen met FPC Dr. S. van Mesdag aangewezen voor de behandeling van tbs-patiënten die worden voorbereid op de repatriëring naar hun land van herkomst. Klager zal na zijn invrijheidsstelling niet meer in Nederland mogen komen, zodat resocialisatie vanuit een inrichting in het zuiden van Nederland niet aan de orde is. Voorts kan uit de reactie van Veldzicht worden afgeleid dat klager voldoende behandeling krijgt aangeboden in de inrichting en dat overplaatsing naar een inrichting in het zuiden van Nederland afleidt van de gestelde behandeldoelen. Uit recente informatie van de inrichting is naar voren gekomen dat klager meerdere therapieën volgt. Klagers behandelaar heeft aangegeven dat de behandeling van klager door zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken, complex is, mede doordat hij tijdens zijn detentie een relatie heeft gekregen en inmiddels ook een kind. Het lijkt erop dat klager op dit moment zoveel mogelijk therapieën wil doorlopen om deze af te kunnen vinken met de gedachte hierdoor eerder met zijn vriendin en kind samen te kunnen zijn. Men moet klager er daarom ook regelmatig aan herinneren dat zijn verblijf in Veldzicht in het teken staat van zijn behandeling en niet van zijn wens samen te zijn met zijn gezin. Veldzicht geeft aan dat door overplaatsing het accent op de relatie tussen klager en zijn vriendin zal komen te liggen hetgeen afbreuk doet aan het ingezette therapeutische traject gericht op het terugdringen van het recidiverisico. Uit het evaluatieverslag van het multidisciplinair overleg van 3 maart 2017 volgt dat er voor klager nog voldoende perspectief is om de behandeling in Veldzicht voort te zetten. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie het WOTS-traject in gang gezet om te bezien of een gedwongen terugkeer naar België tot de mogelijkheden behoort. Een termijn voor repatriëring is nog niet bekend. Als klager te zijner tijd uitgezet kan worden naar België, dan kan van daaruit de resocialisatie verder worden vormgegeven. Er is nog geen repatriëringsplan voor terugkeer naar België gemaakt, omdat klager zich nog in de beginfase van zijn behandeling bevindt.

De Staatssecretaris heeft begrepen dat klagers vriendin en kind hem, anders dan klager stelt, vaker dan één tot twee keer per maand bezoeken. In april 2017 zijn zij één keer op bezoek geweest, in mei 2017 was dit drie keer en in juni 2017 hebben zij klager twee keer bezocht. De frequentie van de bezoeken zal bij overplaatsing naar een inrichting in het zuiden van Nederland volgens de Staatssecretaris bovendien niet omhoog gaan. Enkel de reistijd voor klagers vriendin zal afnemen. De Staatssecretaris is van mening dat dit onvoldoende is voor toewijzing van het verzoek.

 

4.            De beoordeling

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken: a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2014 is omtrent vreemdelingen onder meer het volgende bepaald: “Indien een TBS-gestelde geen rechtmatig verblijf in Nederland meer heeft (of dreigt te krijgen) zal deze in Veldzicht geplaatst worden ter voorbereiding op de repatriëring naar het land van herkomst. Dit kan direct bij een eerste opname zijn, maar ook gedurende de behandeling vanuit een ander FPC (...)”. In het Beleidskader repatriëring vreemdelingen in de tbs van januari 2013 is onder meer het volgende bepaald: “Vreemdelingen in tbs-instellingen die geen rechtmatig verblijf hebben c.q. ongewenst zijn verklaard, krijgen een op hun situatie toegesneden behandeling, die is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Resocialisatieverlof en terugkeer in de Nederlandse samenleving zijn niet toegestaan. Conform het VRIS-protocol verblijft deze groep bij voorkeur in FPC Veldzicht, eventueel in een ander FPC, totdat een mogelijkheid is gevonden tot repatriëring naar het land van herkomst”.

De beroepscommissie stelt vast dat klager als ongewenst vreemdeling is verklaard en na afloop van zijn tbs-maatregel geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Uit de stukken volgt voorts dat het Openbaar Ministerie op 27 februari 2017 een (gedwongen) WOTS-procedure is gestart voor terugkeer van klager naar België.

Gelet hierop en op voormeld beleidskader heeft de Staatssecretaris kunnen besluiten het overplaatsingsverzoek af te wijzen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken van omstandigheden die een plaatsing van klager in Veldzicht onwenselijk zouden maken. Voor zover klager heeft aangevoerd overgeplaatst te willen worden vanwege de bezoekmogelijkheden van zijn gezin en de mogelijkheden met zijn vriendin systeemtherapie te volgen, overweegt de beroepscommissie dat uit de reactie van Veldzicht volgt dat plaatsing in een inrichting dichter bij klagers gezin juist onwenselijk wordt geacht, omdat het accent dan komt te liggen op de relatie tussen klager en zijn vriendin, hetgeen afleidt van de gestelde behandeldoelen en afbreuk doet aan het ingezette therapeutische traject gericht op het terugdringen van het recidiverisico. Mitsdien kan de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A van Holten, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 augustus 2017

 

                                                

 

 

                secretaris                                   voorzitter

 

Naar boven