Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1178/TA, 1 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1178/TA

 

betreft:               [klager]                datum: 1 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 maart 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J. van Galen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, […], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de oplegging van een maatregel van afdelingsarrest van 16 november 2016 met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager vindt dat de maatregel ten onrechte is opgelegd, omdat hij verschillende keren heeft aangegeven hoe het met hem ging. Hij heeft gezegd dat hij zich niet goed voelde en hij heeft gepraat over zijn gevoelens. Het personeel bleef hem echter lastigvallen met vragen en dit irriteerde klager. Hij werd hier gestrest van en dit verergerde zijn gemoedstoestand. In het thans geldende Forensisch Terugvalpreventieplan (FTP) van 23 maart 2017 staat ook dat het personeel klager met rust moet laten en ruimte moet bieden op momenten dat het even wat minder met klager gaat, maar dit is niet gebeurd. Dit FTP gold destijds ook en is tussentijds niet gewijzigd. Voorts voert klager aan dat het enkele feit dat hij zich enigszins terugtrok, niet betekent dat sprake was van gevaar. In de beslissing is dit ook niet gemotiveerd. Klager verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar RSJ 15 november 2016, 16/2594/TA. Anders dan bij klager het geval is, was in voornoemde zaak wel gespecificeerd welke risico’s er waren. Bovendien verbleef klager, anders dan in voornoemde zaak al langere tijd in de inrichting, zodat het gevaar kon worden ingeschat. Klager is van mening dat de beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Klager kon gedurende het afdelingsarrest de afdeling niet af, waardoor hij zijn blokken niet heeft kunnen volgen. 

Momenteel gaat het veel beter met klager; het personeel zit hem niet meer zo op de huid.

Het beroep richt zich niet op de overweging van de beklagcommissie met betrekking tot de duur van het afdelingsarrest, maar uitsluitend op de oplegging daarvan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de periode voorafgaand aan het afdelingsarrest stond klager minder in contact met het behandelteam. Hij gedroeg zich anders dan voorheen. Behandelaars vroegen zich af of sprake was van een psychotisch toestandsbeeld. Klager verbleef veel op zijn kamer, weigerde met de groep mee te eten, vermeed oogcontact met sociotherapie en negeerde de leden van het behandelteam wanneer zij hem iets vroegen of vertelden. Klager weigerde hierover in gesprek te gaan. Hierdoor kon het behandelteam geen inschatting maken van klagers gemoedstoestand en kon de veiligheid niet langer worden gegarandeerd. Dit gold te meer nu het indexdelict is gepleegd vanuit een psychose. Juist het feit dat klager al wat langer in de inrichting verbleef toen hij zich begon terug te trekken, hield in dat de inrichting goed het gevaar kon inschatten. Als het niet goed gaat met klager, herkent klager zijn eigen gedrag niet meer.

 

3.            De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager in de periode voorafgaand aan het afdelingsarrest minimaal tot niet in contact stond met sociotherapie en het hierdoor niet mogelijk was een inschatting te maken van klagers gemoedstoestand. De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende is gemotiveerd dat het voorgaande zeer wel mogelijk gevaar opleverde voor de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, te meer nu klager het indexdelict heeft gepleegd vanuit een psychose. Hoewel de beroepscommissie van oordeel is dat de schriftelijke mededeling van de maatregel uitgebreider gemotiveerd had kunnen worden, aangezien pas ter zitting is aangevoerd dat het gevaar mede was gebaseerd op het feit dat het indexdelict is gepleegd vanuit een psychose en dit niet in de mededeling is vermeld, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing, hoewel summier gemotiveerd, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A van Holten, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 augustus 2017

 

                                                                

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven