Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1338/TA, 1 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1338/TA

 

betreft:               [klager]                datum: 1 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 18 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Lieftink, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – dat klagers verblijfsruimte niet aan de wettelijke eisen voldoet aangezien klagers kast niet over een hanggedeelte beschikt (Me 2016/000117).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klager had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn klacht over de kast. De beklagrechter heeft ten onrechte aangenomen dat op de inrichting een zorgplicht rust te bewerkstelligen dat in de verblijfsruimte een kast met een hanggedeelte en deuren aanwezig is en dat dit wordt bevestigd in RSJ 15 juni 2016, 16/737/TA. Uit de European Prison Rules, noch uit de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen kan worden opgemaakt dat een kast over een hanggedeelte dient te beschikken. Evenmin kan dit worden opgemaakt uit voormelde uitspraak van de beroepscommissie nu in die zaak aan een inhoudelijke behandeling niet werd toegekomen.

Op de ZISZ-afdeling is het uitgangspunt dat kasten met een hanggedeelte in beginsel niet zijn toegestaan in verband met suïcidegevaar en de mogelijkheid een wapen te maken van de stang waaraan de kleding hangt dan wel deze stang als zodanig te gebruiken. Op dit beleid kan een uitzondering worden gemaakt, maar hier bestaat geen recht op.

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klager heeft veel ‘hangkleding’; vooral overhemden. Een kast met een hanggedeelte is dan ook belangrijk voor hem. Hij had alleen een smalle kast, zonder hanggedeelte op zijn cel. Klager vraagt zich af waarom door de inrichting wordt beweerd dat een kast met hanggedeelte niet is toegestaan vanwege de veiligheid terwijl in 2015 een bewoner zichzelf in een dergelijke kast heeft opgehangen. Klager verzoekt om de reeds door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming te verhogen naar € 75,=.

 

3.            De beoordeling

Nu klager geen beroep heeft ingesteld, kan hij niet worden ontvangen in zijn verzoek om toekenning van een hogere tegemoetkoming.

Op grond van artikel 11, aanhef en onder b. van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen is de persoonlijke verblijfsruimte ingericht met tenminste een kast. In voornoemde regeling, noch in enig ander wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag is bepaald dat de kast over een hanggedeelte dient te beschikken. Gelet hierop is geen sprake van een beslissing die een beperking inhoudt van een recht. Nu geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 56 of 57 van de Bvt, had klager niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te worden verklaard. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag voor zover dat is gericht tegen het niet beschikken over een kast met hanggedeelte. 

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een hogere tegemoetkoming.

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A van Holten, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 augustus 2017

 

                                                

 

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven