Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0541/GB, 23 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/541/GB

Betreft: [klager] datum: 23 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot uitstel van de oproep zich op 23 februari 2016 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught afgewezen.

2. De feiten
Op 7 december 2015 is klager opgeroepen zich op 23 februari 2016 te melden in de p.i. Vught voor het ondergaan van 90 dagen gevangenisstraf. Op 18 januari 2016 heeft klager verzocht om uitstel van de melddatum. Op 17 februari 2016 heeft de
selectiefunctionaris het verzoek afgewezen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De mogelijkheid om een positieve beslissing te krijgen op het door klager ingediende gratieverzoek wordt ontnomen door de oproep zich op 23 februari 2016 te melden. De gratieprocedure kan dan
niet worden doorlopen. Op het moment dat een beslissing is te verwachten is de gevangenisstraf reeds ondergaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De noodzaak van tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf staat voorop. Slechts in bijzondere omstandigheden wordt uitstel verleend. Klager is sinds 27 oktober 2015
bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Klager heeft ruimschoots de tijd gehad om voorzieningen te treffen gericht op zijn bedrijfsactiviteiten en om medisch specialisten te benaderen voor zijn gedragsstoornis. Tijdens het eerst verzoek om
uitstel
was nog geen sprake van een behandeling voor de gedragsstoornis. Klager heeft al die tijd goed weten te functioneren binnen het bedrijf van zijn vader. Er zijn sindsdien geen gewijzigde omstandigheden. Het gratieverzoek is niet compleet. Klager is tot
uiterlijk 23 februari 2016 de tijd gegeven de aanvullende gronden in te dienen.

4. De beoordeling
4.1. De p.i. Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat door klager niet aannemelijk is gemaakt dat hij vanwege de bij hem aanwezige gedragsstoornis niet in staat is zijn detentie te ondergaan. Aangenomen moet worden dat tijdens klagers detentie voldoende structuur en zorg kan worden geboden. Klager
heeft vanaf het onherroepelijk worden van zijn straf op 27 oktober 2015 voldoende gelegenheid gehad te anticiperen op de aankomende detentie. De omstandigheid dat de thans door klager in gang gezette medische onderzoeken acht tot tien weken in beslag
zullen nemen, vormt onvoldoende reden deze periode te overbruggen, te meer nu de selectiefunctionaris stelt dat klager tot uiterlijk 23 februari 2016 de tijd is gegeven de gronden van het gratieverzoek aan te vullen. Het beroep zal daarom ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G. van de Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven