Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0660/TB, 25 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/660/TB

 

betreft:               [klager]               datum: 25 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 februari 2017 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, en namens de Staatssecretaris, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPK de Woenselse Poort of FPC Van der Hoeven Kliniek afgewezen.

 

2.            De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 9 december 2016 is klager geplaatst in FPC De Rooyse Wissel. Bij brief van 16 februari 2017 heeft klager verzocht om overplaatsing. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 22 februari 2017 afgewezen. 

 

3.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bezoekmogelijkheden zijn te beperkt. De reisafstand vormt een probleem voor klagers vrouw en kinderen. Klager mag maar van twee van de drie bezoekmomenten gebruik maken, terwijl medepatiënten van alle drie momenten gebruik mogen maken. Klager vindt het fijner als hij zijn vrouw en kinderen op de eigen verblijfsruimte mag ontvangen en niet in de bezoekersruimte. De bezoekersruimte zit op een doorlooproute met veel drukte. De ruimte is niet geheel schoon, waardoor klager en zijn vrouw angstig zijn om hun kinderen daar te laten spelen. Klager en zijn vrouw hebben smetvrees. Ondanks de indicatie voor systeemtherapie is deze nog steeds niet opgestart. Een voortgezet verblijf in De Rooyse Wissel ziet klager als gevaarlijk, aangezien hij aangifte wil doen van bedreigingen. De medepatiënten zullen dan wraak op klager willen nemen. Er zijn spullen gestolen uit klagers verblijfsruimte en er is te weinig personeel in de inrichting. Op noodoproepen wordt niet gereageerd. Dit geeft een gevoel van onveiligheid. Klager wil tevens aangifte doen van laster en smaad door de maatschappelijk werker omdat hij klager en zijn vrouw heeft beschuldigd van kindermishandeling. Ook worden klager en zijn vrouw beschuldigd van een strafbaar feit omdat de telefoon van klagers vrouw gesprekken heeft opgenomen zonder de  maatschappelijk werker en het hoofd behandeling daarover te informeren. Uit het handelen van de inrichting blijkt volgens klager niet dat de inrichting open staat voor de relatie van klager met zijn vrouw en kinderen. Dit blijkt duidelijk uit de opgenomen gesprekken. Volgens het hoofd behandeling is de inrichting een ongezonde omgeving om kinderen te ontvangen. De inrichting vindt het voor klagers vrouw en kinderen een te zware belasting om klager driemaal per week te bezoeken.

Klager wil worden geplaatst in De Woenselse Poort. Zijn vrouw en kinderen wonen in Tilburg. Klager vindt dat hij in de huidige inrichting te veel wordt beperkt. Hierdoor wordt het lastig zijn relatie in stand te houden. De relatie vormt een onderdeel van klagers therapie. Klager wil worden overgeplaatst naar een andere inrichting, die hem wel hierin kan faciliteren. Door klager niet over te plaatsen wordt artikel 8 EVRM geschonden. De bedreigingen in De Rooyse Wissel gaan nog steeds door. Klager maakt zich zorgen over zijn veiligheid.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Na de plaatsingsbeslissing van 9 december 2016 zijn er geen omstandigheden gebleken op basis waarvan een overplaatsing in de rede zou liggen. De inrichting meent dat er voldoende aandacht wordt gegeven om de relatie van klager met zijn vrouw en kinderen op een goede manier vorm te geven. De reistijd is niet onevenredig lang; echter het behandelteam heeft vanuit het belang van de kinderen geadviseerd hen niet teveel te belasten met bezoeken aan het FPC. De bedreigingen zijn onvoldoende concreet om hierop een overplaatsing te kunnen baseren. Ten slotte is niet gebleken van personeelsproblemen die de behandeling in negatieve zin zouden kunnen beïnvloeden. De inrichting ziet voldoende mogelijkheden voor behandeling. Er is geen aanleiding voor een overplaatsing naar een andere inrichting.

De start van klagers therapie is iets vertraagd. De inrichting ziet goede behandelmogelijkheden. Er zijn geen behandelinhoudelijke argumenten om klager over te plaatsen. Uitgaand van de reistijd zou klager er niets mee opschieten als hij de Van der Hoeven Kliniek wordt geplaatst. Dan zou alleen een plaatsing in De Woenselse Poort overblijven. Echter, blijkens de indicatiestelling tbs is klager geïndiceerd voor een FPC en niet voor een FPK.

 

4.            De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager wil worden geplaatst in FPK De Woenselse Poort. Uit de indicatiestelling TBS van 25 augustus 2016 komt naar voren dat klager is geïndiceerd voor plaatsing in een FPC. Gelet hierop is een overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort niet mogelijk, wat er verder ook zij van het door klager aangevoerde belang hierdoor de relatie met zijn vrouw en kinderen beter te kunnen onderhouden.

In het initiële verzoek gaf klager aan ook een plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek tot de mogelijkheden te zien. Ter zitting van de beroepscommissie is echter bleken dat dit gelet op de reisafstand geen verbetering ten opzichte van De Rooyse Wissel zal opleveren, terwijl bovendien niet aannemelijk is geworden dat een overplaatsing uit behandelinhoudelijk oogpunt noodzakelijk is. Het is overigens aan de inrichting te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang zal zijn dat zijn familieleden daarbij worden betrokken. De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

Evenmin is aannemelijk geworden dat sprake is van problemen met medepatiënten en/of personeelsleden die aanleiding zouden moeten geven tot een overplaatsing. 

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 juli 2017.

 

 

 

                                

 

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven