Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1618/GB en 17/1717/GB, 24 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1618/GB en 17/1717/GB

 

Betreft:               [Klager]               datum: 24 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen op 8 mei 2017 en 19 mei 2017 genomen beslissingen van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissingen waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.            De inhoud van de bestreden beslissingen

a. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.), met het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres, afgewezen (17/1618/GB);

b. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een p.p., met het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres, afgewezen (17/1717/GB).

 

2.            De feiten

Klager is sedert 29 maart 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie.

 

3.            De standpunten

3.1.        Namens klager zijn de beroepen als volgt toegelicht.

Bij beslissing van 8 mei 2017 is klagers verzoek tot deelname aan een p.p., waarbij hij het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres heeft opgegeven, afgewezen, omdat dit verblijfadres niet aanvaardbaar werd geacht. Klager heeft echter van 15 tot en met 17 april 2017 een algemeen verlof op dit verblijfadres genoten, dat zonder incidenten is verlopen. Niet is gebleken waarom het opgegeven verblijfadres, dat in het kader van de beoordeling van klagers verlofaanvraag aanvaardbaar werd geacht in de zin van artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), thans niet meer aanvaardbaar zou zijn.

Bij beslissing van 19 mei 2017 is wederom een verzoek tot deelname aan een p.p., waarbij klager een nieuw verblijfadres heeft opgegeven, afgewezen, omdat ook dit verblijfadres niet aanvaardbaar is bevonden. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de ex-partner van de bewoonster van het opgegeven verblijfadres, klagers zus, (mede) betrokken zou zijn (geweest) bij geweldsdelicten die door klager zouden zijn gepleegd. Klager meent echter dat bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het verblijfadres uitsluitend de bewoners bepalend zijn en niet eventuele, niet op het opgegeven adres verblijvende derden. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 18 december 2012, 12/3449/GV, waarin de beroepscommissie heeft overwogen dat ‘de aanvaardbaarheid van het verblijfadres wordt bepaald door de woning, in relatie tot de omgeving, en de bewoners’. Nu de ex-partner van de bewoonster van het opgegeven verblijfadres, geen bewoner is van dit adres, kan dit bij de beoordeling omtrent de aanvaardbaarheid van het opgegeven adres niet worden meegewogen. Bovendien is in het kader van een omgangsregeling de afspraak gemaakt dat de bewoonster van het adres het kind dat zij met haar ex-partner heeft, van en naar hem toe zal halen en brengen, zodat de ex-partner feitelijk niet op het opgegeven adres aanwezig zal zijn. Daarnaast zijn de negatieve adviezen van de politie en de advocaat-generaal (mede) gebaseerd op het feit dat de ex-partner van de bewoonster van het door klager als verblijfadres opgegeven adres mededader zou zijn van een tweetal delicten waarbij klager betrokken zou zijn. Uit de sepotbeslissing, die als bijlage bij het beroepschrift is gevoegd, en de justitiële documentatie van de ex-partner blijkt echter dat de zaken tegen hem zijn geseponeerd. De stelling van de politie en de advocaat-generaal dat sprake van een mededader zou zijn, is derhalve onjuist. Dergelijke adviezen zouden niet aan negatieve beslissingen omtrent vrijheden ten grondslag moeten worden gelegd.

Met betrekking tot hetgeen de selectiefunctionaris stelt omtrent het feit dat de bewoonster van het door klager opgegeven adres in het verleden heeft verzocht haar adres geheim te houden, merkt klager op dat uit het deelrapport omtrent het elektronisch toezicht blijkt dat uitdrukkelijk met haar is gesproken over de redenen die zij heeft voor het ter beschikking stellen van haar woning aan klager gedurende diens p.p. Niet is gebleken dat niet van de inhoud van dit rapport kan worden uitgegaan. 

Voorts merkt klager op dat sprake is van een zeer beperkt strafrestant. Het Openbaar Ministerie (OM) noemt in het advies weliswaar het uitgangspunt dat klager in de maatschappij dient terug te keren, maar geeft hiervan geen blijk in de advisering. Klager is een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden opgelegd, waarvan ten tijde van het indienen van het beroep nog twee maanden resteren. Klagers belang bij de voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij dient derhalve, mede gelet op het resocialisatiebeginsel zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Pbw, zwaarder te wegen. Klager heeft gedurende zijn gehele detentie positief gedrag vertoond en neemt reeds geruime tijd deel aan het plusprogramma. Vanuit de inrichting is om die reden positief geadviseerd over klagers verzoek tot deelname aan een p.p. Hij is bereid zich aan redelijke voorwaarden te houden. Voor zover de gevolgen van de bestreden beslissing niet ongedaan kunnen worden gemaakt, verzoekt hij om een financiële tegemoetkoming. 

 

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de afwijzingen van genoemde verzoeken als volgt toegelicht.

Met betrekking tot de afwijzing van klagers verzoek tot deelname aan een p.p., waarbij hij het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres heeft opgegeven, merkt de selectiefunctionaris het volgende op. Klager heeft op dit adres een algemeen verlof genoten, daar de politie en de vrijhedencommissie van de locatie De Schie positief over het verzoek hiertoe hebben geadviseerd. Het OM adviseerde destijds negatief vanwege de veiligheid van personen, die niet zou zijn gegarandeerd. De directeur van de locatie De Schie heeft het OM in de gelegenheid gesteld mogelijke risico’s te beperken en heeft beslist klagers algemeen verlof vijftien dagen uit te stellen. Nadat het algemeen verlof had plaatsgevonden, is klager door zijn casemanager in kennis gesteld van het feit dat het adres waarop klager zijn algemeen verlof heeft genoten volgens het OM niet als verblijfadres in het kader van een p.p. zal voldoen. Op 25 april 2017 heeft de politie opnieuw een advies over dit verblijfadres verstrekt, dat negatief is daar de bewoner van het adres veelvuldig en recent met politie en justitie in aanraking is geweest en vuurwapengevaarlijk zou zijn. De reclassering heeft een verblijf op het door klager opgegeven verblijfadres, gelet op het negatieve advies van de politie, niet wenselijk geacht. Klager beschikt, gelet op het voorgaande, niet over een aanvaardbaar verblijfadres, zodat sprake is van de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4, onder j, van de Regeling.

Met betrekking tot klagers verzoek tot deelname aan een p.p., waarbij hij het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres heeft opgegeven, merkt de selectiefunctionaris op dat het OM over dit verzoek wederom negatief heeft geadviseerd, daar het verblijfadres niet aanvaardbaar zou zijn. Het OM acht de veiligheid van klagers zus – de bewoonster van het opgegeven adres – en haar minderjarige dochter niet gewaarborgd. Daarnaast zou klager de ex-partner van zijn zus, die met hem zou meelopen bij geweldsdelicten, op dit adres ontmoeten. Het adres is bovendien in de directe omgeving van het adres ‘[…]’ te […] gelegen, waar een criminele vriend van klager woonachtig is. De verwachting bestaat derhalve dat klager niet zal resocialiseren, doch in een criminogene omgeving zal blijven. Het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) ondersteunt het negatieve advies van het OM. De politie heeft negatief over het verblijfadres geadviseerd, daar klagers zus de politie in juni 2016 heeft verzocht haar adres niet aan klager prijs te geven. Daarnaast komt de ex-partner van klagers zus, die mededader is geweest bij gewelddadige delicten die door klager zijn gepleegd, nog regelmatig bij klagers zus op bezoek. Gelet hierop kan het adres ‘[…]’ te […] niet als een aanvaardbaar verblijfadres worden aangemerkt, als gevolg waarvan de selectiefunctionaris klagers verzoek tot deelname aan een p.p. (opnieuw) heeft afgewezen.

 

Voorts merkt de selectiefunctionaris nog op dat klager gedurende zijn huidige detentie verscheidene malen is overgeplaatst vanwege incidenten met – onder meer – medegedetineerden en dat hij enige tijd op de lijst voor gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM) is geplaatst met het risicoprofiel ‘hoog’ vanwege voortgezet crimineel handelen. Uit het reclasseringsrapport van 7 juni 2017 komen verscheidene criminogene factoren naar voren. Gedurende het algemeen verlof dat klager van 15 tot en met 17 april 2017 heeft genoten, heeft hij het opgelegde locatieverbod overtreden, hetgeen, gelet op de ernst van de door klager gepleegde delicten en de slachtofferbelangen, als zeer ernstig dient te worden aangemerkt. De vordering tot schorsing van klagers voorlopige hechtenis, met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, die op 19 mei 2017 door het OM is ingediend, is bij beschikking van 29 mei 2017 door het Gerechtshof Den Haag afgewezen, daar klager te kennen heeft gegeven zich niet aan de aan een schorsing van zijn voorlopige hechtenis verbonden bijzondere voorwaarden te zullen houden. Nu de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor bedoeld nagenoeg gelijk zijn aan de voorwaarden die aan klagers deelname aan een p.p. zouden worden gesteld, bestaat de vrees dat klager deze voorwaarden niet zal naleven.

 

3.3.        Over klagers verzoeken tot deelname aan een p.p. zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag adviseert negatief over klagers verzoek tot deelname aan een p.p. waarbij hij het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres heeft opgegeven. Reden hiervoor is – kort gezegd – dat de bewoner van dit adres een uitgebreide justitiële documentatie heeft, waarin voornamelijk geweldsdelicten naar voren komen, en dat klager gedurende het algemeen verlof dat klager op dit adres heeft doorgebracht, tweemaal het locatieverbod dat aan het verlof was verbonden, heeft overtreden. Voorts heeft geen verdiepend psychologisch onderzoek plaatsgevonden en is nog geen gebiedsverbod voor (de gemeente) Zwolle vastgesteld.

Over klagers verzoek tot deelname aan een p.p. met het verblijfadres ‘[…]’ te […] adviseert de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag eveneens negatief, daar de vrijheid en veiligheid van klagers zus en haar minderjarige kind niet kan worden gewaarborgd, de ex-partner van klagers zus met klager meeloopt bij geweldsdelicten en klager op het hiervoor genoemde adres treft, het adres in de directe omgeving is gelegen van het adres ‘[…]’ te […], waar een andere criminele vriend van klager woont, en klager op het opgegeven adres niet zal resocialiseren, maar in een criminogene omgeving zal blijven.

De politie heeft het door klager als verblijfadres opgegeven adres ‘[…]’ te […] niet in orde bevonden vanwege de geweldsantecedenten van de bewoner van dit adres, waaronder huiselijk geweld, openlijke geweldpleging, diefstal met geweld in vereniging en opzettelijke vrijheidsberoving, waarvoor hij meermaals is veroordeeld, en het feit dat hij vuurwapengevaarlijk is. Daarnaast heeft klager gedurende het algemeen verlof dat hij op dit adres doorbracht, tweemaal het aan hem opgelegde gebiedsverbod overtreden.

Het adres ‘[…]’ te […] is door de politie evenmin in orde bevonden. Klagers zus, die op dit adres woonachtig is, heeft op 1 juni 2016 aan de politie te kennen gegeven dat zij geheimhouding van haar adres wenste en geïnformeerd wilde worden als klager zou vrijkomen, daar hij niet mocht weten waar zij woonde. Voorts is de (inmiddels) ex-partner van klagers zus mede betrokken bij geweldsdelicten die door klager zijn gepleegd en is hij regelmatig op het opgegeven adres aanwezig.

De reclassering adviseert klager in aanmerking te laten komen voor deelname aan een p.p., omdat klager in het hoger beroep van zijn strafzaak van een aantal feiten waarvoor hij in eerste aanleg was veroordeeld, is vrijgesproken, hij in detentie positief gedrag heeft vertoond en zich bereid heeft verklaard zich gedurende zijn p.p. aan bijzondere voorwaarden te zullen houden. Voorts heeft klager zich bereid verklaard aan een persoonlijkheidsonderzoek mee te werken en heeft hij aangegeven de uitkomst hiervan te zullen benutten gedurende zijn ambulante behandeling bij De Waag, zodat een adequaat plan van aanpak en een behandeltraject op maat kunnen worden gemaakt. De reclassering heeft kennisgenomen van het negatieve advies van de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag, doch is van oordeel dat klager, gelet op de einddatum van zijn detentie, die is vastgesteld op 26 juli 2017, de mogelijkheid dient te worden geboden gefaseerd en gecontroleerd terug te keren in de maatschappij. Met het door de reclassering opgestelde plan van aanpak is, zo meent de reclassering, het gevaars- en recidiverisico voldoende ingekaderd om een succesvol toezicht gedurende een p.p. mogelijk te maken.

De vrijhedencommissie van de locatie De Schie adviseert, niettegenstaande de negatieve adviezen van het OM en de politie, klager aan een p.p. te laten deelnemen, waarbij gepaste toezichtmaatregelen kunnen worden getroffen teneinde klager gedurende zijn vrijheden in het kader van zijn deelname aan een p.p. te monitoren.

 

4.            De beoordeling

4.1.        In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.        De beroepscommissie constateert dat de einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 26 juli 2017 en dat hij zodoende, gelet op het bepaalde in artikel 4, tweede lid onder b, van de Pbw, niet langer in aanmerking komt voor deelname aan een p.p. Nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht, zal de beroepscommissie het beroep niettemin inhoudelijk beoordelen.

 

a.           De selectiefunctionaris betrekt bij zijn beslissing een gedetineerde al dan niet in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een p.p. de aspecten zoals bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Pm. Klagers verzoek tot deelname aan een p.p. met het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres is afgewezen, omdat het voorgenomen verblijfadres niet aanvaardbaar zou zijn. De politie te Den Haag heeft over dit adres een negatief advies uitgebracht. Blijkens het advies van de politie van 25 april 2017 is de bewoner van het hiervoor genoemde adres medeverdachte geweest van een door klager gepleegd geweldsdelict, is hij vuurwapengevaarlijk en is hij meermaals veroordeeld wegens verscheidene geweldsdelicten. Daarenboven heeft klager gedurende het algemeen verlof dat hij op dit adres heeft doorgebracht tweemaal het locatieverbod dat aan het verlof was verbonden, overtreden. Het OM heeft dienovereenkomstig negatief geadviseerd over het verzoek tot deelname aan een p.p. met het adres ‘[…]’ te […] als verblijfadres. Blijkens het advies van de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag van 25 april 2017 heeft de bewoner van het door klager opgegeven verblijfadres een justitiële documentatie die voornamelijk uit geweldsdelicten bestaat, is hij in februari 2017 veroordeeld wegens huiselijk geweld en in maart 2017 wederom wegens huiselijk geweld met de politie in aanraking gekomen. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende komen vast te staan dat het adres ‘[…]’ te […] niet als een aanvaardbaar verblijfadres kan worden aangemerkt. Het ontbreken van een aanvaardbaar verblijfadres staat een deelname aan een p.p. in de weg. Hierbij komt dat klager, blijkens de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van het Gerechtshof Den Haag van 29 mei 2017, uitdrukkelijk heeft verklaard zich niet aan de aan een schorsing van zijn voorlopige hechtenis verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder een locatie- en contactverbod, alsmede een locatiegebod, te zullen houden. Gelet op het vorenoverwogene heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek tot deelname aan een p.p. met het hiervoor genoemde adres als verblijfadres, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, op goede gronden kunnen afwijzen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

b.           De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een p.p. met het adres ‘[…]’ te […] eveneens afgewezen vanwege het ontbreken van een aanvaardbaar verblijfadres. Ook over dit adres heeft de politie te Den Haag een negatief advies uitgebracht, daar klagers zus – de bewoonster van dit adres –, blijkens het advies van de politie van 9 mei 2017, op 1 juni 2016 heeft verzocht haar adres voor klager geheim te houden en haar ex-partner, die regelmatig op het hiervoor genoemde adres aanwezig is, mededader van een aantal door klager gepleegde geweldsdelicten zou zijn. De advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag heeft over het verzoek tot deelname aan een p.p., ditmaal met het adres ‘[…]’ te […], op 16 mei 2017 opnieuw negatief geadviseerd vanwege het niet volstaan van het door klager opgegeven verblijfadres. Naar het oordeel van de advocaat-generaal kan de vrijheid en veiligheid van klagers zus en haar minderjarige dochter niet worden gewaarborgd ingeval klager gedurende zijn p.p. op dit adres zou verblijven. Voorts zou de ex-partner van klagers zus betrokken zijn bij geweldsdelicten die door klager zijn gepleegd en is deze ex-partner nog regelmatig op dit adres aanwezig. Het adres ‘[…]’ te […] is daarenboven in de directe omgeving van het adres ‘[…]’ te […] gelegen, waarover de advocaat-generaal reeds op 25 april 2017 negatief heeft geadviseerd. De verwachting bestaat dat klager, als hij gedurende zijn p.p. op hiervoor genoemde adres zal verblijven, niet zal resocialiseren, maar in een criminogene omgeving zal blijven. Voorts heeft klager blijkens de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van het Gerechtshof Den Haag van 29 mei 2017 uitdrukkelijk verklaard zich niet aan de aan een schorsing van zijn voorlopige hechtenis verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder een locatie- en contactverbod, alsmede een locatiegebod, te zullen houden. De beroepscommissie acht, gelet op het vorenoverwogene en de overige stukken in het dossier, het adres ‘[…]’ niet aanvaardbaar als verblijfadres in het kader van een deelname aan een p.p., zodat de afwijzing van klagers verzoek hiertoe met voornoemd adres als verblijfadres, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.    

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 24 juli 2017.

 

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven