Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2168/GA en 15/2176/GA, 24 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 15/2168/GA en 15/2176/GA

betreft: [klager] datum: 24 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.N.J. Maatje, namens

[...], verder te noemen klager,

en een beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, locatie De Berg,

gericht tegen een uitspraak van 26 juni 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2015, gehouden in de p.i. Leeuwarden, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Berg gehoord. Klager en zijn raadsman, mr. O.N.J. Maatje, hebben schriftelijk bericht niet ter
zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft de vermissing van kleding.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kan zich niet vinden in het oordeel van de beklagcommissie met betrekking tot de vermissing van kleding en de gegeven tegemoetkoming. Klager heeft
gesteld kleding te missen ter waarde van € 700,-- en houdt de directeur hiervoor verantwoordelijk. Klager heeft gesteld en blijft erbij dat hij de goederen heeft ingevoerd. Aan de hand van de hiervan gemaakte aantekeningen kan worden vastgesteld om
welke kleren het gaat. Als deze lijst ontbreekt, kan dat klager niet worden toegerekend. Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de inrichting. Het beroep op disculpatie door de inrichting biedt geen soelaas nu daarop geen beroep kan worden gedaan
als er sprake is van falen door de inrichting. Zelfs in het geval de reiniger de goederen in ontvangst zou hebben genomen, is de inrichting aansprakelijk. Klager komt in beroep, nu de beklagcommissie de directeur weliswaar aansprakelijk heeft gehouden
voor de vermissing, maar slechts een tegemoetkoming van € 50,-- heeft bepaald.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de oorspronkelijke klacht is uitgegaan van de situatie dat klager zijn kleding zegt te missen nadat hij deze aan de reiniger heeft gegeven. Dit
is de klacht die klager met het afdelingshoofd heeft besproken. Tijdens de zitting van de beklagcommissie ontkent klager dat hij de tas met kleding aan de reiniger heeft afgegeven. Het zou de tas met kleding betreffen die klager heeft laten invoeren.
Het is opmerkelijk dat de beklagcommissie niet ingaat op het gewijzigde standpunt van klager, maar wel stelt dat klager niet zelf verantwoordelijk kan worden gehouden voor het zoekraken van kledingstukken. De directeur verwijst naar de door klager
getekende eigen risico verklaring. Tevens staat in de huisregels dat het wassen op eigen risico geschiedt.

3. De beoordeling
De gedetineerde is in beginsel verantwoordelijk voor zijn eigendommen in de inrichting tenzij de directeur verantwoordelijk moet worden gehouden. De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de directeur een verwijt treft
voor
de vermissing van klagers kledingstukken. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat klager de betreffende kleren in de inrichting voorhanden had en op welke wijze deze vermist zijn geraakt. De
directeur stelt dat klager met het afdelingshoofd had besproken, dat hij de kleren aan de reiniger had afgegeven. Klager ontkent dit later en stelt dat de kleding bij het invoeren vermist zijn geraakt. Dit laatste kan evenwel niet worden vastgesteld.
Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.
Het beroep van klager zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep van klager ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 24 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven