Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4243/GB, 29 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4243/GB

Betreft: [klager] datum: 29 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Weisfelt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting van de Raad van 2 februari 2016 was zorg gedragen, is hij niet verschenen om te worden gehoord. Klagers raadsvrouw mr. N.F.M. van Osta is niet ter zitting verschenen en heeft verzocht om aanhouding van de
behandeling.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 november 2014 gedetineerd. Hij verbleef aanvankelijk in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ). Op 22 december 2015 werd hij overgeplaatst naar het PPC Scheveningen.

Op 19 november 2015 heeft de selectiefunctionaris beslist tot overplaatsing van klager naar het PPC Scheveningen. De voorzitter van de beroepscommissie heeft het schorsingsverzoek van klager bij uitspraak van 25 november 2015, met kenmerk, 15/3892/SGB,
toegewezen omdat naar zijn voorlopig oordeel uit het selectieadvies van 19 november 2015 niet de behoefte aan forensische zorg blijkt en voorts een screening en indicatiestelling ontbreekt.
Op 26 november 2015 heeft de selectiefunctionaris een nieuwe beslissing tot overplaatsing naar het PPC Scheveningen genomen. De voorzitter van de beroepscommissie heeft klager bij uitspraak van 1 december 2015, met kenmerk 15/3981/SGB,
niet-ontvankelijk
verklaard. De selectiefunctionaris heeft in deze schorsingsprocedure een indicatiestelling van 6 november 2015 overgelegd.
Op 18 december 2015 heeft de selectiefunctionaris het bezwaarschrift van klager gericht tegen voormelde beslissing van 26 november 2015 ongegrond verklaard. De beslissing van 18 december 2015 is in het onderhavige beroep aan de orde.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is een 53 jaar oude half verlamde incontinente man en bovendien nagenoeg 100 procent blind. Klager is op dit moment rolstoel gebonden. Hij kan zijn linker arm en been niet meer aansturen
en zijn spraak is wisselend haperend. In zijn hoofd ervaart hij een chaos en PTSS-achtige klachten zoals angst, herbelevingen en slaapproblemen. Klager ervaart ook een beginnend krachtverlies aan de rechterkant van zijn lichaam. Een GZ-psycholoog/
cognitief gedragstherapeut van polikliniek Heliomare acht revalidatie niet zinvol, zolang nog sprake is van een detentiesituatie. In het JCvSZ wordt klager dagelijks geholpen met aankleden, douchen, het verschonen van incontinente luiers en het in en
uit zijn rolstoel verplaatsen. Hij is bij het toedienen van zijn medicatie afhankelijk van verpleging. Verpleging kan in het PPC op geen enkele wijze worden geboden. Er zijn geen revalidatieartsen en verpleegkundigen aanwezig. Bovendien behoort klager
niet tot de doelgroep van het PPC. Hij is geen psychiatrische patiënt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het is niet langer medisch noodzakelijk dat klager in het JCvSZ verblijft. Klager is op 23 oktober 2015 vanuit de locatie De Schie overgeplaatst naar het JCvSZ, omdat
klager in de locatie De Schie onvoldoende (medische) zorg kon worden aangeboden. Terugplaatsing naar de locatie De Schie is thans ongewenst. Een gedragsdeskundige acht plaatsing in het PPC Scheveningen geïndiceerd. De directeur van het PPC Scheveningen
is verantwoordelijk voor de verlening van voldoende (medische) zorg. Tegen het verlenen van onvoldoende (medische) zorg staat een aparte beklagregeling open.

4. De beoordeling
4.1 De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsvrouw om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische
stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere
observatie is vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft, aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt
gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg (PMO) van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.

4.3 In de indicatiestelling van 6 november 2015 is het navolgende vermeld. Klager behoeft in het JCvSZ geen medische behandeling meer en een verblijf aldaar is niet langer geïndiceerd. Bij klager is sprake van een simulatiestoornis en mogelijk ook
een persoonlijkheidsstoornis. Hij is niet consistent in het gebruik van bepaalde lichaamsdelen en zet medegedetineerden instrumenteel in om zijn doelen te bereiken. Hij gedraagt zich op de afdeling rustig en correct. Hij kan in contact dwingend zijn om
te bewerkstelligen dat wordt meegewerkt aan een behandeling buiten detentie. De zorgsetting wordt omschreven als “klinisch: behandeling”.

4.4 In het selectieadvies van 19 november 2015 is nog het navolgende vermeld. Klager vertoont afwijzend gedrag tegenover medici, waarbij hij fel, boos en ongenuanceerd kan reageren. De psycholoog van het PMO adviseert klager over te plaatsen naar
het PPC. Het Multidisciplinair overleg (MDO) en de vrijhedencommissie adviseren positief voor een overplaatsing naar het PPC Scheveningen.

4.5 De beroepscommissie is van oordeel dat uit de indicatiestelling en het selectieadvies niet blijkt dat ten aanzien van klager in verband met een psychiatrische stoornis dan wel persoonlijkheidsstoornis forensische zorg is geïndiceerd. De
beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in het PPC Scheveningen moet dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard
en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 29 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven