nummer: 15/4357/GA
betreft: [klager] datum: 25 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.C. Heijmerink, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 december 2015 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam, [...].
Klagers raadsvrouw mr. T.C. Heijmerink heeft op 18 januari 2016 schriftelijk bericht dat zij en haar kantoorgenoten verhinderd zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Het aanhoudingsverzoek is
afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur is verzonden. Klagers raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld binnen een week na dagtekening op het verslag te
reageren, van welke gelegenheid zij geen gebruik heeft gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 29 december 2015, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling),
voor de duur van drie maanden.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is niet ziek. Zijn huidige toestand is te wijten aan de gevolgen van de hem reeds toegediende medicatie. Uit de stukken blijkt niet dat klagers toestand
verbeterde door een eerdere dwangtoediening van antipsychoticum in 2014. In de bestreden beslissing is niet vermeld wat het gevaar concreet inhoudt. Uit de beslissing volgt dat klager zijn eigen testikels heeft afgesneden. Of dit gedrag een uiting is
van suïcidegevaar kan niet worden gezegd. Daarnaast wordt de aard van het letsel niet nader geconcretiseerd. Deze daad van automutilatie is, zonder verdere toelichting, onvoldoende motivering voor het gevaarscriterium als bedoeld in artikel 46a, eerste
lid onder a en c, van de Pbw.
Klager heeft ter zitting verklaard dat hij het niet eens is met de beslissing tot a-dwangbehandeling, omdat hij niet ziek is. In 2012 heeft klager ook verbleven in een PPC. Hij heeft toen geen dwangbehandeling hoeven te ondergaan. Door de medicatieprik
kan hij niet meer goed lopen.
De directeur heeft de bestreden beslissing schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager weigert de aangeboden medicatie vrijwillig in te nemen. In de verslagen van de psychiaters is duidelijk vermeld dat het gevaar bestaat dat
klager opnieuw zal automutileren. Klager is eerder in 2014 in het kader van dwang met antipsychotica behandeld, waardoor zijn toestandsbeeld verbeterde.
De directeur heeft ter zitting verklaard dat klager medicatie nodig heeft en dat het inmiddels beter gaat met hem. De directeur beschikt niet over klagers behandelplan. Het “Advies aan directeur” kan worden gezien als een uittreksel hiervan.
3. De beoordeling
De behandelend psychiater heeft op 23 december 2015 een “Advies aan directeur” uitgebracht. De directeur heeft toegelicht dat dit advies tevens een uittreksel uit het behandelplan is. Zoals de beroepscommissie reeds in RSJ 26 januari 2016, 15/3558/GA,
heeft uitgemaakt, deelt zij deze visie niet omdat het advies niet alle informatie bevat die de wet vereist. Zo ontbreekt informatie over op welke wijze het behandelplan met klager is besproken en wat zijn visie daarop was en is op diverse onderdelen
volstaan met kennelijke standaardteksten die weinig informatie geven over de concrete inhoud van het ten aanzien van klager opgestelde behandelplan. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot a-dwangbehandeling
onvoldoende is gemotiveerd en dientengevolge onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager een
tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 25 februari 2016.
secretaris voorzitter