Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4041/GA en 15/4045/GA, 25 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4041/GA en 15/4045/GA

betreft: [klager] datum: 25 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de locatie Zwaag en

[...], verder te noemen klager, ingediend door mr. G.E. Helder,

gericht tegen een uitspraak van 4 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwaag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. L.A. Utrillas Zechner, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Zwaag. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de plaatsing van klager op een meerpersoonscel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en ter zake geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt
– zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager betwist dat hij in een gesprek met de medische dienst op 21 augustus 2015 en in een gesprek met het afdelingshoofd niet heeft aangegeven dat hij ongeschikt is voor plaatsing op een meerpersoonscel. Op de
directeur rust de zorgvuldigheidsplicht om alle beschikbare informatie mee te nemen bij de beoordeling of een gedetineerde kan worden geplaatst op een meerpersoonscel. Gelet op de kwetsbaarheid van een gedetineerde mag de eigen verantwoordelijkheid van
een gedetineerde in deze niet prevaleren. Het enkele feit dat uit klagers medisch dossier geen contra-indicatie blijkt is onvoldoende om te oordelen dat deze er niet is. Bij klager is tijdens een eerdere detentie een contra-indicatie aanwezig geacht.
Ten onrechte is geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft veel stress ondervonden, waardoor zijn psychische gezondheid verder achteruit is gegaan. Verzocht wordt om een tegemoetkoming van in totaal € 945,=.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft na binnenkomst in de inrichting op 21 augustus 2015 een intake gehad bij de medische dienst en bij het
afdelingspersoneel. Uit klagers medisch dossier is geen contra-indicatie vanuit het verleden naar voren gekomen.
Klager is bij de medische dienst uitvoerig bevraagd. De medische dienst stelt ook vragen naar de psychische gesteldheid van een gedetineerde. Ook wordt hierover informatie opgevraagd bij de politie. Als enige twijfel aanwezig is, wordt nader onderzoek
verricht door de psycholoog. Klagers gedrag heeft daartoe geen aanleiding gegeven. Hij heeft tijdens de intake bij de medische dienst en bij het afdelingspersoneel niet aangegeven dat hij ongeschikt is voor plaatsing op een meerpersoonscel. Klager
heeft
in deze een eigen verantwoordelijkheid.

3. De beoordeling
Op grond van de artikelen 20 en 21 van de Pbw in samenhang bezien met artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte
gemeenschap is geplaatst een meerpersoonscel toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager in eerste instantie op een meerpersoonscel te plaatsen. Deze beslissing is voldoende zorgvuldig genomen. Daarbij weegt mee dat klager tot na zijn
plaatsing
niet heeft laten weten dat hij tien jaar geleden niet geschikt werd bevonden voor plaatsing op een meerpersoonscel. Van klager mag wel enig actief handelen worden verwacht, in die zin dat hij zelf eventueel aanwezige contra-indicaties kenbaar maakt.

De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. Het beroep van klager gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 25 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven