Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3727/GA, 18 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3727/GA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Almelo in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. E.J.M.J. Damen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens het aantreffen van niet toegestane goederen bij een celinspectie (klachtnummer Al-2015-000343) en
b. het feit dat klager geen reiniger is geworden c.q. de bejegening door het personeel (klachtnummer Al-2015-000344).

De beklagrechter heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn onder b genoemde beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft nooit de kans gehad om reiniger te worden, terwijl hij ruim acht maanden lang groen gedrag heeft vertoond. Toen klager bleef zeuren om reiniger te worden, kreeg hij ineens rode kaarten. Hij is toen onderaan de lijst geplaatst. Klager is
hierdoor financieel benadeeld. Er is sprake van rechtsongelijkheid omdat andere gedetineerden wel als reiniger werden aangesteld. Door de onheuse bejegening door het personeel kon klager op
6 oktober 2015 zelfs zijn raadsman niet bellen. Voor de zitting van de beklagrechter is klager te laat opgeroepen. De klachten zijn toen afgeraffeld. De beslissing van de beklagrechter is onvoldoende gemotiveerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Door of namens klager zijn geen beroepsgronden aangevoerd omtrent het onder a genoemde beklag. Klager zal voor zover het beroep is gericht tegen de uitspraak op voornoemd beklag daarin dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

Ten aanzien van het onder b genoemde beklag overweegt de beroepscommissie als volgt. Namens klager is in beroep aangevoerd dat zijn wens om reiniger te worden ten onrechte is genegeerd en dat klager op 6 oktober 2015 zijn advocaat niet mocht bellen.
De beslissing wie in aanmerking komt voor de functie van afdelingsreiniger wordt door of namens de directeur genomen. De beklagrechter had klager derhalve moeten ontvangen in zijn beklag hierover. De beroepscommissie zal de uitspraak van de
beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag vermeld onder b. De beroepscommissie overweegt dat de functie van de afdelingsreiniger een bevoorrechte functie voor gedetineerden is en dat er geen recht bestaat op de baan
van reiniger. Deze baan kan een gedetineerde verdienen als gunst. Nu er geen recht bestaat op de baan van reiniger, kan de beslissing om klager niet aan te stellen als reiniger niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Met betrekking tot het niet mogen bellen op 6 oktober 2015 overweegt de beroepscommissie als volgt. In artikel 39, vierde lid, van de Pbw is (onder meer) bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw,
genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Een van de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, genoemde personen is de rechtsbijstandverlener (i.c. de advocaat). Uit het dossier
blijkt echter niet van een noodzaak van klager om op 6 oktober 2015 met zijn advocaat te bellen. De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover deze ziet op het onder b genoemde beklag (klachtnummer Al-2015-000344), verklaart klager daarin alsnog ontvankelijk, maar verklaart dit beklag ongegrond. Voor het overige is
klager niet-ontvankelijk in het beroep en bevestigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven