Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0215/GV, 15 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/215/GV

betreft: [klager] datum: 15 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.T. de Haas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft met toepassing van artikel 18a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, een uittreksel Justitiële Documentatie van klager opgevraagd bij de Justitiële Informatiedienst.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft de afwijzende beslissing gebaseerd op gedateerde informatie. Een plan waarbij klager goed begeleid wordt bij de behandeling tot gedragsverandering en alcoholgebruik zou
noodzakelijk zijn, maar de selectiefunctionaris verzuimt uitvoering te geven aan een dergelijk plan. Ook is niet overwogen voorwaarden te stellen aan algemeen verlof, zoals een gebod of verbod ten aanzien van gedrag en alcoholgebruik. De bestreden
beslissing is in strijd met hogere wet- en regelgeving. Na afweging van alle in aanmerking te nemen belangen sinds de onherroepelijkheid van het eindvonnis dient de bestreden beslissing, in bijzonder gelet op het belang van resocialisatie, als
onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Alle voorhanden zijnde informatie dient te worden betrokken, met in het bijzonder een eerst nog spoedig op te stellen plan waarbij klager goed kan worden begeleid bij de behandeling. Ook is de huidige
motivatie van klager niet betrokken bij de beslissing.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Gelet op een eerdere onttrekking is er geen vertrouwen in het verlenen van vrijheden. Uit een zeer recent reïntegratierapport van de reclassering blijkt van een laag/gemiddeld
recidiverisico. Gelet op het feit dat klager eerder een motorvoertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was, wordt wel een interventie geïndiceerd. Het is aan de inrichting en reclassering om hier invulling aan te geven. Op 29 mei
2015 is aan klager een schorsing verleend in het kader van de voorlopige hechtenis. Hiervan keerde hij niet terug. Op 3 juli 2015 werd hij weer gearresteerd. De onttrekking moet gezien worden als contra-indicatie voor het verlenen van vrijheden. Op de
beslissing zijn de afwijzingsgronden als genoemd in artikel 4, onder a en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) van toepassing.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder meer omdat klager zich binnen detentie goed gedraagt en zich houdt aan de afspraken.
Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens een ernstig vermoeden dat klager zal proberen zich aan detentie te onttrekken, dat detentie zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsmisbruik of een poging tot
invoer van contrabande, gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken en het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie.
De politie adviseert positief.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie overweegt dat een beroep als het onderhavige in beginsel schriftelijk wordt afgedaan. De beroepscommissie acht zich in deze zaak ook voldoende ingelicht om op het
beroep
te beslissen en nu klager geen argumenten heeft aangevoerd waarom een schriftelijke behandeling naar zijn mening niet volstaat, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens overtreding van artikel 6, artikel 7, eerste lid, onder a, en artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 26, derde lid, van de Wet Wapens en Munitie. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 december 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken blijkt dat klager zich tijdens de voorlopige hechtenis van 30 mei 2015 tot 3 juli 2015 heeft onttrokken aan detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlenging
en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur van de p.i. Lelystad, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet
op
de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 15 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven