Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0069/GV, 15 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/69/GV

betreft: [klager] datum: 15 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet vinden in de gronden die tot de afwijzing van het verzoek hebben geleid. De door de Staatssecretaris genoemde antecedenten van andere op het verlofadres verblijvende
personen
zijn niet nader onderbouwd. Dit is in het kader van de beoordeling omtrent de aanvaardbaarheid van het verlofadres van belang. De Staatssecretaris heeft geen verder onderzoek verricht naar die aanvaardbaarheid. Ten aanzien van de mutatie uit 2014 geldt
dat deze mutatie gedateerd is en dat het betreffende voorval uiteindelijk in der minne is geschikt. De in de reactie van de Staatssecretaris genoemde antecedenten van de medebewoners van het verlofadres zijn op geen enkele wijze nader onderbouwd en
mogen daarom niet meegewogen worden. De hoofdbewoner heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen klagers komst tijdens een verlof. Klager is overigens, anders dan door de Staatssecretaris wordt aangevoerd, niet veroordeeld voor een poging tot
doodslag
maar voor een poging tot zware mishandeling. Hiervoor wordt hij medio 2016 in vrijheid gesteld. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard met het geven een opdracht tot het nemen van een nieuwe beslissing.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de Staatssecretaris aan de directeur van de locatie Roermond gevraagd nader onderzoek te doen naar de antecedenten van de (mede)bewoners van klagers verlofadres. Een van de inwoners heeft blijkens de
inlichtingen van de politie nog recent enkele verbalen gekregen in verband met drugshandel. Deze verbalen zijn ingezonden naar het parket. Hierdoor wordt voldaan aan de weigeringsgrond van artikel 4 aanhef en onder j van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Arnhem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof, mits daaraan de voorwaarde van een verbod van contact met de slachtoffers wordt verbonden.
De politie te Nijmegen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het voorgestelde verlofadres van klager.

3. De beoordeling
Klager is thans preventief gedetineerd in verband met het beroep in cassatie tegen een veroordeling wegens een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 augustus 2016. Aansluitend
dient hij eventueel nog zeven dagen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waarvan de tenuitvoerlegging thans is gelast, en een subsidiaire hechtenis van tien dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de inlichtingen namens de Staatssecretaris, waaronder begrepen het advies van de politie te Nijmegen, wordt voldoende aannemelijk dat het door verzoeker opgegeven verlofadres niet kan worden aangemerkt als een aanvaardbaar verlofadres. Enerzijds
omdat op dat adres personen verblijven die bij de politie bekend zijn in verband met het plegen van strafbare feiten en anderzijds omdat klager in het verleden op dat adres zelf voor problemen heeft gezorgd, die bij de politie bekend zijn geworden.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat er in dit geval sprake is van een weigeringsgrond voor het verlenen van verlof. Hetgeen door en namens klager daartegen naar voren is gebracht, wordt – bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing –
onvoldoende aannemelijk geacht. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven