Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3474/GA, 19 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3474/GA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 16 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Nieuwegein, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman mr. R.B.M. Poppelaars heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en daarbij verzocht de behandeling van het beroep aan te houden. Zijn kantoorgenoot heeft dit verzoek per e-mail herhaald en gereageerd
op het beroep. Een afschrift hiervan is ter kennisname naar de directeur verstuurd.
De juridisch medewerker van de p.i. Nieuwegein heeft per e-mail bericht dat de directeur onverwacht verhinderd is om ter zitting te verschijnen. Hierbij is gevraagd naar de mogelijkheid om op een verslag van horen te kunnen reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager in een cel is geplaatst die niet schoon was zonder de mogelijkheid deze eerst schoon te maken.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en bepaald dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – schriftelijk als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft de directeur niet goed begrepen. Zo heeft de directeur uitgelegd dat niet uitgesloten kon worden dat er nog een enkel stofje op de cel lag. De interne schoonmaakploeg heeft de cellen schoongemaakt. De directeur heeft navraag
gedaan naar de oplevering van de cel bij het hoofd van de facilitaire dienst. Het hoofd heeft meegedeeld dat alle cellen schoon en stofvrij zijn opgeleverd. In de cel van klager heeft het hoofd van de facilitaire dienst zelf de controle op het werk
uitgevoerd, omdat hier de laatste verbouwing was voor de bouwvakantie. Voorts geeft de directeur aan dat er geen noodzaak was om de cel direct schoon te maken, omdat de cel voldeed aan de eisen. Daarom is klager niet in de gelegenheid gesteld de cel
schoon te maken. Dat er tevens een spitactie aan de gang was, staat hier los van.

Namens klager is in beroep verwezen naar het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter. Voorts is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de uitspraak van de beklagrechter juist is en dat er geen opleverrapport is ingebracht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding af, evenals het verzoek om van het verhandelde ter zitting een verslag op te maken en daarop te reageren. Ter zitting is niemand verschenen om het een en ander mondeling toe te lichten. De
beroepscommissie acht zich bovendien voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

In artikel 2, tweede lid, van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen is bepaald dat de verblijfsruimte schoon aan de gedetineerde moet worden opgeleverd. In artikel 44, vierde lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur zorg
draagt
dat de gedetineerde in staat wordt gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen.

Klager klaagt erover dat hij op 27 juli 2015 is geplaatst in een cel die naar zijn mening niet schoon was, zonder de mogelijkheid deze eerst zelf schoon te maken. Nu onweersproken is dat klager niet in de gelegenheid werd gesteld om de cel schoon te
maken – daargelaten of de cel wel of niet stofvrij is opgeleverd – oordeelt de beroepscommissie dat het beklag gegrond is. Zij acht het mede in het licht van voormelde wetsbepalingen redelijk dat een gedetineerde die nieuw geplaatst is in een cel
desgewenst in staat wordt gesteld deze cel eerst schoon te maken. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka op 19 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven