nummer: 15/2970/GA
betreft: [klager] datum: 15 januari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 september 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Zoetermeer. Tevens
was aanwezig [...], stagiair van mr. Blok.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing tot plaatsing van klager in het basisprogramma bij binnenkomst in de locatie Zoetermeer op 5 juni 2015 (ZO-2015-496);
b. de omstandigheid dat klager na overplaatsing naar de locatie Zoetermeer zijn spullen in gedeeltes kreeg waardoor hij pas op 15 juni 2015 de beschikking had over al zijn spullen (ZO 2015/497) en
c. het feit dat klager wordt ingesloten in zijn cel als hij niet deelneemt aan het sportmoment (ZO 2015/520).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a. licht klager toe dat hij voor zijn overplaatsing naar de locatie Zoetermeer in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) Transfore verbleef. Daarvoor verbleef hij in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen
in het plusprogramma. In de FPK had klager meer vrijheden dan in de gevangenis. Men was zelfs bezig met het opstellen van een verlofplan. De overplaatsing naar de locatie Zoetermeer was geen strafoverplaatsing. De behandeling in de FPK was niet
geslaagd. Klager werd op vrijdag bij binnenkomst in de locatie Zoetermeer ‘op groen’ geplaatst. Op zondag werd hij weer in het basisprogramma geplaatst. Op maandag stond hij ineens weer ‘op groen’ en diezelfde dag werd hij weer in het basisprogramma
geplaatst. Op donderdagavond om 20.45 uur werd hij weer in het plusprogramma geplaatst.
Ten aanzien van b. licht klager toe dat hij zijn verzorgingsspullen had ingepakt in het kleine doosje dat direct meegaat. Hij heeft een gedeelte van zijn kleding en de oplader van zijn telefoon wel de eerste dag gekregen. De overige kleding kreeg hij
op
9 juni 2015. Pas op 15 juni 2015 kreeg hij zijn verzorgingspullen. Op het bewijs van afgifte staat “uit fouillering”. Dit betekent dat de spullen in de fouillering van de locatie Zoetermeer waren opgeslagen. Klager had echter geen spullen in de
fouillering van de FPK. Klager denkt dat zijn spullen bewust zijn achtergehouden. Hij heeft nieuwe verzorgingsspullen moeten aanschaffen.
Ten aanzien van c. licht klager toe dat hij als gevolg van steekwonden niet altijd volledig kan meedoen aan het sportmoment. Het verschilt per dag wat hij kan. De fysiotherapeut en de medische dienst hebben klager geadviseerd niet mee te doen met
bijvoorbeeld voetbal. Klager mag wel wandelen. Anders dan de directeur aanvoert, is klager nooit een alternatief aangeboden op het moment dat hij niet kon meedoen met het sportmoment. Als klager niet kon deelnemen aan het sportmoment, werd hij
ingesloten in zijn cel. Hij mocht zelfs geen rondjes lopen als de overige gedetineerden aan het voetballen waren. Klager is hierover vaak de discussie aangegaan. Dit heeft nog bijna geleid tot een rapport.
Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a. licht de directeur toe dat de ontvangende inrichting de beslissing van de zendende inrichting overneemt. Klager kwam echter vanuit een kliniek de inrichting binnen en niet vanuit het gevangeniswezen. In een dergelijk geval geldt
volgens de directeur de regel dat de ontvangende inrichting opnieuw de gedetineerde moet beoordelen. De directeur wilde eerst aanzien hoe klager zou reageren op minder vrijheden. Hier worden gedetineerden meestal niet vrolijk van. Bij klager is hiermee
geworsteld. Het is niet goed dat klager afwisselend wel en niet op groen werd geplaatst. Nadat de directeur navraag had gedaan bij de FPK en bij de p.i. Groot Alphen, is klager een week na binnenkomst in de inrichting alsnog in het plusprogramma
geplaatst. Bij ‘nieuwe inkomsten’ gebeurt dit normaal na zes weken. De directeur vindt dat voldoende voortvarend is gehandeld. De directeur wist waarschijnlijk enkele dagen voor de overplaatsing dat klager naar de inrichting zou komen.
Ten aanzien van b. licht de directeur toe dat hij niet zou weten waarom klagers spullen bewust zouden zijn achtergehouden. De directeur heeft ‘uit fouillering’ – als vermeld op het bewijs van afgifte – uitgelegd als ‘uit de fouillering van de FPK’.
Basis-toiletartikelen worden gratis verstrekt.
Ten aanzien van c. licht de directeur toe dat hetzelfde beleid wordt gehanteerd als bij arbeidsongeschiktheid. Er is een verschil tussen gedetineerden die niet willen sporten en gedetineerden zoals klager die niet (volledig) kunnen sporten.
Gedetineerden zijn immers niet verplicht om te sporten. Aan gedetineerden die niet kunnen sporten wordt een alternatief programma aangeboden. Het is niet toegestaan om tijdens het sportmoment in de zon te liggen, maar gedetineerden mogen wel rondjes
wandelen of even stilstaan. Ook is het toegestaan een boek mee te nemen naar de fitness. Het is niet mogelijk een alternatief programma op de afdeling aan te bieden, omdat daar geen personeel voor beschikbaar is. De directeur vermoedt dat in het geval
van klager wat langer over zijn klacht doorgepraat had moeten worden. De directeur heeft begrip voor klagers behoefte aan beweging en buitenlucht en is ervan overtuigd dat men er in overleg uit zou zijn gekomen. Klager had gewoon mee naar buiten
gemogen.
3. De beoordeling
a.
Onweersproken is dat klager in de p.i. Groot Alphen in het plusprogramma verbleef en dat hij voor plaatsing in de locatie Zoetermeer met de nodige vrijheden in een FPK verbleef. De reden voor zijn overplaatsing was niet gelegen in misdragingen.
Onweersproken is voorts dat in de eerste dagen van klagers verblijf in de inrichting diens status meermalen zonder nadere toelichting is gewijzigd van plusprogramma naar basisprogramma, en andersom.
Informatie over klagers functioneren in de eerdere inrichting moet voor de directeur beschikbaar zijn geweest en deze had daar – wellicht al anticiperend op klagers komst – eerder naar kunnen vragen, opdat bij of kort na aankomst in de inrichting een
duidelijke beslissing kon worden genomen over het programma waarin klager geplaatst zou worden. Nu heeft klager een aantal dagen in verwarring verkeerd over het geldende programma en is eerst een aantal dagen na diens binnenkomst een duidelijke
beslissing genomen. De beroepscommissie acht dit onvoldoende zorgvuldig en is van oordeel dat de directeur in dit concrete geval in redelijkheid eerder had kunnen en moeten beslissen klager in het plusprogramma te plaatsen.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ten aanzien van a. gegrond worden verklaard, zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie kent aan klager een tegemoetkoming toe
van € 5,=.
b.
Klager is op 5 juni 2015 overgeplaatst van voornoemde FPK naar de p.i. Zoetermeer. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat indien een gedetineerde wordt overgeplaatst, hem doorgaans de mogelijkheid wordt geboden voorwerpen en kleding die
dagelijks nodig zijn op transport met zich mee te nemen. Klager stelt dat hij deze door hem meegenomen spullen pas tien dagen later heeft ontvangen.
In het dossier bevindt zich een ‘Bewijs van afgifte’, gedateerd 15 juni 2015, waaruit volgt dat aan klager op die datum door de badmeester een nagelknippertje, shampoo, baby-olie, Tupperware, tandpasta en een pincet zijn overhandigd. Op voornoemd
formulier is vermeld ‘uit fouillering’. De stelling van de directeur dat hiermee is bedoeld dat het goederen betreft afkomstig uit de fouillering van de FPK, is niet aannemelijk geworden. Bij gebreke van een nadere omschrijving dient het ervoor te
worden gehouden dat klagers stelling juist is dat de door hem meegenomen spullen niet meteen allemaal aan hem zijn overhandigd. Dit acht de beroepscommissie onvoldoende zorgvuldig handelen, waarvoor de directeur verantwoordelijk dient te worden
gehouden. Gelet hierop zal het beroep ten aanzien van b. gegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor
toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu onweersproken is dat (basis)verzorgingsartikelen in de inrichting voor klager beschikbaar waren, als gevolg waarvan het nadeel voor klager beperkt is gebleven.
c.
Klager is om medische redenen niet (altijd) in staat om (volledig) deel te nemen aan het sportmoment. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager daadwerkelijk een alternatief programma is aangeboden op die momenten dat hij niet in staat was mee
te doen met het sportmoment. De directeur heeft dit weliswaar gesteld, maar heeft het gedetailleerde en uitgebreide verslag van klager over de gang van zaken bij het sporten onvoldoende weerlegd. De beroepscommissie wil aannemen dat het de bedoeling is
dat aan klager daadwerkelijk een alternatief programma wordt aangeboden, maar vindt de stelling van de directeur dat hij vanuit zijn werkkamer zicht heeft op het sporten en daardoor weet dat mensen wordt toegestaan rondjes te lopen, onvoldoende om op
basis daarvan aan te nemen dat wat klager heeft verteld over de gang van zaken bij het sporten niet juist is. Het had in dat verband eerder voor de hand gelegen dat de directeur informatie had gevraagd aan de bij de sport direct betrokken
inrichtingsmedewerkers. Dergelijke informatie ontbreekt evenwel. Bij die stand van zaken zal het beroep ten aanzien van c. eveneens gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en aan klager zal een tegemoetkoming
van € 5,= worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van klachtonderdelen a en c in totaal een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, dr. A. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 januari 2016.
secretaris voorzitter