Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4427/GV, 9 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4427/GV

betreft: [klager] datum: 9 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.J. Pardijs om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het is de vraag wat de toegekende waarde is van het informeren van klagers moeder omtrent het door hem gepleegde delict. Klagers aanwezigheid kan er voor zorgen dat rust en stabiliteit wordt gecreëerd.
Hierdoor kan de overlast door klagers moeder in de buurt verminderen. Aan het verlof kunnen voorwaarden worden verbonden zoals elektronisch toezicht of een meldplicht. Niet is gebleken dat deze mogelijkheden zijn onderzocht. Niet klagers moeder, maar
zijn ex-vrouw beslist of de kinderen op bezoek komen. Op dit moment wordt gekeken naar een eventuele omgangsregeling tijdens verloven en na detentie. Klager volgt een behandeling bij De Waag en staat op de wachtlijst voor de Cognitieve
Vaardigheidstraining (CoVa) Solo. Klager heeft inmiddels de training Kies Voor Verandering gevolgd. Hij zet zich volledig in om recidive te voorkomen. De adviezen zijn slechts gebaseerd op de ernst van het delict en de eventuele maatschappelijke onrust
die kan ontstaan. Verder zijn deze gebaseerd op opmerkingen van klagers moeder die ‘van horen zeggen’ zijn. Klager wordt de kans ontnomen om te werken aan een succesvolle terugkeer in de samenleving, waarbij hij bewust heeft gekozen voor een leven
zonder criminaliteit. Klager wenst te ontkrachten dat hij het verlof wellicht bij zijn zus doorbrengt. Indien hij het verlof bij zijn zus had willen doorbrengen, had hij dit wel aangegeven op zijn aanvraagformulier. Het adres waar zijn moeder woont is
de enige mogelijkheid.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarige kinderen en voor het voorhanden hebben van kinderporno. Bij zijn moeder, waar hij het verlof wil doorbrengen, is het
delict niet bekend. Bij omwonenden, met wie moeder onenigheid heeft, wel. De politie adviseert negatief omdat het verlofadres niet stabiel is. De politie ziet geen mogelijkheden om voorwaarden te stellen waardoor het contactverbod gehandhaafd wordt.
Het
openbaar ministerie heeft geen bezwaar en geeft aan dat de situatie met betrekking tot het contact met slachtoffers bekend is bij de reclassering en dat zij voor veiligheidskaders zullen zorgdragen. De reclassering heeft bij navragen door de
selectiefunctionaris echter ook negatief geadviseerd vanwege het verlofadres. Blijkens het advies is het niet mogelijk elektronisch toezicht uit te oefenen om de locatieverboden ten aanzien van de slachtoffers te kunnen realiseren. De moeder van klager
heeft nog geopperd dat klager bij zijn zuster zijn verlof kan doorbrengen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres.
Het openbaar ministerie heeft positief geadviseerd omdat het contactverbod met de slachtoffers bekend is bij de reclassering en zij voor de veiligheidskaders zullen zorgdragen.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie overweegt dat een beroep als het onderhavige in beginsel schriftelijk wordt afgedaan. De beroepscommissie acht zich in deze zaak ook voldoende ingelicht om op het
beroep
te beslissen en nu klager geen argumenten heeft aangevoerd waarom een schriftelijke behandeling naar zijn mening niet volstaat, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van zeven jaren, wegens een zedendelict. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 22 september 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen op grond van artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Op grond van dit artikel wordt verlof geweigerd indien een aanvaardbaar verlofadres
ontbreekt.
De beroepscommissie stelt voorop dat de aanvaardbaarheid van het verlofadres wordt bepaald door de woning, in relatie tot de omgeving, en de bewoners. Uit de adviezen van de politie en de reclassering volgt dat de woning zelf wel voldoet aan de
gestelde
eisen voor een verlofadres, maar het verlofadres wordt niet stabiel bevonden vanwege klagers moeder, de bewoonster. Ze veroorzaakt onder meer overlast bij de buren en ze is niet op de hoogte van het door klager gepleegde delict, terwijl de omwonenden
dat wel zijn.

Een onaanvaardbaar verlofadres vormt een contra-indicatie voor verlofverlening en dat rechtvaardigt op dit moment een afwijzing van klagers verlofaanvraag. De beslissing van de Staatssecretaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven