Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2972/TA en 15/3038/TA, 9 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2972/TA en 15/3038/TA

betreft: [klager] datum: 9 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

alsmede een beroepschrift van

het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 5 augustus 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], stafjurist, gehoord. Klager heeft schriftelijk bericht niet
aanwezig te zullen zijn op de zitting en heeft om aanhouding van de behandeling verzocht.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beschadiging van klagers televisie bij invoer daarvan in de inrichting.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, met toekenning van een compensatie aan klager van € 100,-.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager dient alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag te worden verklaard, aangezien hij al op 19 december 2014 op de hoogte is
gebracht van de beslissing dat hem geen compensatie zou worden toegekend voor schade aan zijn televisie. Dit blijkt zowel uit de schriftelijke beslissing die klager bij zijn klaagschrift heeft gevoegd als uit de dagrapportage van 19 december 2014.
Hierin wordt vermeld dat klager zich niet kan vinden in de beslissing en dat hij een procedure gaat starten om toch een vergoeding te vragen. Klager heeft niet duidelijk kunnen maken waarom hij pas op 25 januari 2015 een klaagschrift heeft ingediend,
dat vervolgens pas op 17 februari 2015 door de beklagcommissie is ontvangen. Subsidiair is het standpunt dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. Het is niet haalbaar voor de inrichting alle ingevoerde goederen te controleren op reeds bestaande
beschadigingen. Conform de gebruikelijke procedure zijn de betrokken medewerkers bevraagd over de geconstateerde schade. Zij hebben allen verklaard dat zij zorgvuldig met de televisie zijn omgegaan en geen schade hebben veroorzaakt. Het is niet
aannemelijk dat de schade door het handelen van de medewerkers is veroorzaakt. En indien de inrichting klager al zou moeten compenseren, dan moet de tegemoetkoming beperkt worden tot het door klager geleden ongemak.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op de beide beroepen te beslissen en wijst het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Op grond van artikel 67, eerste lid van de Bvt dient het beroepschrift met redenen te zijn omkleed. Het namens klager ingediende beroepschrift voldoet niet aan deze eis. De raadsman van klager is bij brief van 23 september 2015 in de gelegenheid
gesteld
de gronden van het beroep alsnog op te geven. Daarvan is binnen de gegeven termijn geen gebruik gemaakt. Mitsdien zal het beroep van klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

Op grond van artikel 58, vijfde lid, van de Bvt dient een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Als dag waarop het
klaagschrift is ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris dan wel de dagtekening van het klaagschrift of envelop door het hoofd van de inrichting. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.

Het beklag van klager is gericht tegen de beslissing van 19 december 2014 dat klager niet in aanmerking komt voor een compensatie voor de beschadiging van de televisie van klager, die volgens klager tijdens de invoer van de televisie is ontstaan. Het
door klager ingediende klaagschrift is op 25 januari 2015 gedateerd en op 17 februari 2015 door het secretariaat van de beklagcommissie ontvangen. Het klaagschrift is derhalve te laat ingediend. Naar het oordeel van de beroepscommissie is deze
termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Uit de in beroep overgelegde ‘weekrapportage sociotherapie’ van week 51 (van 2014) blijkt dat klager toen reeds op de hoogte was van voornoemde beslissing. Het beroep van het hoofd van de inrichting dient
daarom
gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Zij verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 9 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven