Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3333/TA, 2 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3333/TA

betreft: [klager] datum: 2 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Verkuil, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], jurist, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting is zorggedragen, heeft hij
daarvan geen gebruik gemaakt. De raadsvrouw van klager, mr. L.M. Verkuil, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Op 8 januari 2015 is van de raadsvrouw een nadere schriftelijke toelichting op het beroep ontvangen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de schending van de privacy en het medisch beroepsgeheim door het verstrekken van (somatische) medische informatie aan alle sociotherapeuten.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is onvoldoende recht gedaan aan het principiële uitgangspunt, dat met medische gegevens strikt vertrouwelijk moet worden omgegaan. Dat sommige
medische informatie moet worden gedeeld, is wettelijk geregeld maar ook geborgd in artikel 30 onder f (de beroepscommissie leest onder g) van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt). De bedoeling van de wettelijke regeling is dat
(uitsluitend) het verpleegdossier de voor een goede verpleging en behandeling noodzakelijke medische gegevens bevat. Het verpleegdossier kan worden geraadpleegd door personen die daartoe toegang hebben in het kader van hun functie, indien en voor zover
dat nodig is voor de aan hen opgedragen taak. Het beheer van het patiëntendossier vindt plaats middels het Microhis-systeem. Slechts BIG-geregistreerden hebben toegang tot dit systeem. Echter, naast dit systeem blijkt medische informatie ook via de
e-mail te worden verspreid. Deze wordt aan al het afdelingspersoneel verzonden, dus ook aan niet-BIG geregistreerden. De gerechtvaardigde vraag is wat de betekenis en de waarborg is van voormeld artikel 30 onder f (de beroepscommissie leest onder g)
van
de Rvt. In de praktijk wordt hier lichtvaardiger mee omgegaan dan op grond van de wettelijke regeling mag worden verwacht. Met medische gegevens moet strikt vertrouwelijk worden omgegaan. Uitzonderingen daarop kunnen slechts worden toegestaan indien de
wet daarvoor de mogelijkheid geeft.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Alle medische informatie wordt vastgelegd in het Microhis-systeem. De sociotherapeuten hebben geen toegang tot dit systeem. Echter
op momenten dat er sprake is van somatische klachten en de verpleegde vraagt om medicatie, dan is het wenselijk dat bepaalde informatie met de sociotherapeuten wordt gedeeld. Als voorbeeld wordt genoemd de verpleegde die een ingreep bij de tandarts
heeft ondergaan en terug op de afdeling om pijnmedicatie kan vragen. Volledige details van de klachten worden niet gedeeld. De informatie die op grond van artikel 30 onder f (de beroepscommissie leest onder g) van de Rvt wordt opgenomen in het
verpleegdossier kan door sociotherapie worden ingezien. De arts bepaalt of somatische informatie kan worden gedeeld. In de praktijk is het overigens zo dat tijdens de overdracht veel informatie wordt gedeeld.

3. De beoordeling
Artikel 80 van de Rvt bepaalt het volgende:
“Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de wet en dit besluit en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of
wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit besluit de
noodzaak tot bekendmaking voortvloeit”.
Verstrekking van vertrouwelijke informatie is volgens voornoemd artikel derhalve toegestaan, mits voldaan wordt aan het noodzakelijkheidsvereiste.

Artikel 7:457 BW bepaalt het volgende:
1. Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin, BW bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454 BW, worden
verstrekt dan met toestemming van de patiënt. (...)
2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de
door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.
3. (...)”.

De beroepscommissie is van oordeel dat medische informatie, mits goed geborgd in een medisch informatiesysteem, gedeeld moet kunnen worden binnen een behandelteam. Ook somatische klachten kunnen van belang zijn voor de behandeling van verpleegden en in
die zin kan het noodzakelijk zijn dat bijvoorbeeld sociotherapeuten, die bovendien een afgeleid beroepsgeheim hebben, hier kennis van dragen. Waar wenselijk kan de arts in samenspraak met de patiënt hierbij beperkingen aanbrengen. Het verspreiden van
medische informatie binnen de inrichting via een e-mail aan personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling levert geen directe schending van het beroepsgeheim op. Wel zal de inrichting er voor dienen te waken dat geen misbruik wordt
gemaakt. De informatieverstrekking via de e-mail dient derhalve goed geborgd te worden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven