Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3930/GB, 2 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3930/GB

Betreft: [klager] datum: 2 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist klager te herselecteren voor de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

2. De feiten
Klager is sedert 18 april 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Zwaag. Op 23 november 2015 is hij overgeplaatst naar de p.i. Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om te worden geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hebben echter geen bezwaar. In de beginperiode van zijn verblijf in de p.i. Zwaag
is
hem een aantal disciplinaire straffen opgelegd, maar klager heeft in geen geval verbaal of fysiek geweld gebruikt. Klager wil graag in aanmerking komen voor detentiefasering en deelnemen aan een project van Exodus.
Begin januari 2016 is klager gepromoveerd naar een plusprogramma. Klager hoopt dat hij nu zo spoedig mogelijk in een b.b.i., bij voorkeur in Heerhugowaard, zal worden geplaatst. De reclassering heeft het recidiverisico als “hoog gemiddeld” ingeschat en
geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor een re-integratieplan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen te ondergaan van 300 dagen en 118 dagen in verband met de tenuitvoerlegging van aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen. De einddatum
van zijn detentie is gesteld op 18 februari 2017. Klager verbleef in het h.v.b. Zwaag en in het kader van zijn selectie voor een inrichting voor langgestraften is op 9 november 2015 een selectievoorstel ingediend. Klager wil graag naar een b.b.i. en de
casemanager heeft positief geadviseerd. In het h.v.b. Zwaag verbleef klager in het basisregime en hij voldoet niet aan alle voorwaarden die aan plaatsing in een b.b.i. worden gesteld. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

4. De beoordeling
Onder de beslissing van 20 november 2015, waarbij klager wordt geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Lelystad, staat vermeld dat klager een bezwaarschrift kan indienen tegen de beslissing. Op 23 november 2015 heeft klager een brief naar de RSJ
gestuurd met als onderwerp : “afwijzing verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. De RSJ heeft deze brief aangemerkt als een beroepschrift. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen de zaak niet terugverwijzen naar de selectiefunctionaris om
klagers brief als bezwaarschrift alsnog inhoudelijk te beoordelen, maar dit zelf afdoen.

Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kunnen in beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

Ingevolge artikel 3, tweede lid onder c, van de Regeling komen gedetineerden die in het basisprogramma zijn geplaatst niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.
Klager verbleef in het basisregime en eerst op 5 januari 2016 heeft de directeur van de p.i. Lelystad besloten klager te plaatsten in het plusprogramma.
De beslissing van de selectiefunctionaris genomen op 20 november 2015 kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 2 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven