Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3633/TA, 1 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3633/TA

betreft: [klager] datum: 1 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC de Pompestichting te Vught, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch
medewerker, en [...], zorgmanager.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing d.d. 3 augustus 2015 tot verlenging van de maatregel van afzondering.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting heeft een stappenplan opgesteld, waarbij klager ook af en toe is teruggezet naar een lagere fase vanwege het uitschelden van het
personeel. Dat is niet terecht, aangezien klager zelf hard werd aangepakt en uitgedaagd. Klager wil uitdrukkelijk niet dat wordt toegewerkt naar dagelijks contact met medebewoners. Het stappenplan moet daar op gericht zijn. Desnoods moet een
onafhankelijke psycholoog of psychiater van buiten de inrichting worden betrokken bij de opstelling van het stappenplan. Tevens lijkt het noodzakelijk om klagers medicijngebruik door een psychiater te laten beoordelen. Klager krijgt heel veel
medicijnen
verstrekt. Ter zitting wordt een medicatielijst overgelegd.
Klager verblijft al vijf jaar in afzondering en heeft enkel contact met bewaarders. Klager wordt 66 jaar en heeft een lief vogeltje. Hij had graag een hondje erbij willen hebben. Klager staat ingeschreven als woningzoekende in Alkmaar. Ter zitting
overlegt klager enkele stukken waaruit dit blijkt. Klager ambieert een normaal leven. Hij wil geen middelen gebruiken die vergif zijn. Deze middelen zorgen ervoor dat zijn angst wordt weggenomen. Het opgestelde stappenplan mislukt steeds. Hij komt tot
fase 3 of 4 en valt dan weer terug naar fase 0. Momenteel zit klager in fase 0. Al maanden wordt hij tweemaal een half uur per dag uitgesloten. Kennelijk vertrouwt de inrichting het niet. Klager ziet er geen heil meer in. Hij vindt het niet nodig om
opgesloten te worden. Door zijn vogeltje beheerst klager zich goed. Klager kon goed praten met psycholoog K. De gesprekken met de psychiater verliepen niet goed.
Klager meent dat hij naar het PBC moet om te beoordelen welke mogelijkheden er zijn. Klager ontkent dat hij ooit spullen die hij op zijn kamer uitgereikt kreeg na gebruik niet meer zou willen inleveren.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het behandelteam ziet op dit moment geen meerwaarde in een extern onderzoek, omdat dit in september 2015 al heeft plaatsgevonden in
het kader van de longstayaanvraag. Er wordt steeds gezocht naar een oplossing, waarbij de teugels ook wat worden losgelaten. Niet elk incident wordt meer in MITS gemeld. Verder zijn de voorwaarden versoepeld. Het is een periode heel goed met klager
gegaan, maar dan gaat het toch weer mis. Volgens de psychiater wordt klagers gedrag niet veroorzaakt door de aan hem verstrekte medicatie. Integendeel, indien klager minder medicatie zou innemen, loopt het mis.
Er wordt telkens afgewogen of een volgende fase in het stappenplan mogelijk is. De behandelaren lopen echter steeds tegen dezelfde problematiek aan, namelijk het uiten van dreigementen door klager en het niet meewerken aan een kamercontrole. Als
voorbeeld wordt genoemd het incident waarbij hij een nagelkniptang niet wilde inleveren.

3. De beoordeling
Klager verblijft op een afdeling voor zeer intensieve specialistische zorg en wordt aldaar in afzondering verpleegd. De inrichting werkt met een stappenplan. Het doel hiervan is toe te werken naar een geleidelijke uitbreiding van het dagprogramma en
klager weer in contact te brengen met medeverpleegden. Klager heeft zich enkele weken correct opgesteld, waarna het programma is uitgebreid. Doch daarna is sprake geweest van meerdere terugvallen. Klager heeft vier incidentmeldingen gekregen wegens een
dreigende houding naar het personeel. Klager heeft het personeel uitgescholden, verkapte dreigementen gedaan om bepaalde personeelsleden iets aan te doen en heeft eenmaal tijdens de nachtdienst geprobeerd de hand van een personeelslid vast te pakken,
die op dat moment voor klagers luikje stond. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager het beeld bevestigd dat het stappenplan telkens mislukt en hij dan weer naar een lagere fase in het stappenplan wordt teruggezet. Gelet op dit wisselende
beeld
kan de beslissing van het hoofd van de inrichting de afzondering te verlengen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie uit haar zorgen over de zeer langdurige afzondering van klager – inmiddels al vijf jaar – en de almaar voortdurende impasse. Tijdens de behandeling van klagers beroep tegen de vorige verlenging van de afzondering, dat heeft geleid
tot de uitspraak van de beroepscommissie RSJ 15 december 2015, 15/2633/TA, is gewezen op het onderzoek dat plaatsvindt of heeft plaatsgevonden in het kader van een longstayaanvraag. De beroepscommissie onderstreept het belang van een dergelijk
onderzoek
en geeft – voor zover dat al geen onderdeel uitmaakt van vorenbedoeld onderzoek - het hoofd van de inrichting in overweging hierbij een externe deskundige te betrekken om te beoordelen welke mogelijkheden nog open liggen. Daarbij zou onder meer gedacht
kunnen worden aan een observatieplaatsing in het PBC, waarvan klager ter zitting van de beroepscommissie heeft toegelicht hieraan te zullen meewerken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 1 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven