Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3433/GA, 26 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3433/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alpen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Hierbij is tevens inhoudelijk gereageerd op het beroepschrift.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen met cameraobservatie, wegens het mogelijk inslikken van contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft geen contrabande ingeslikt. Tijdens het bezoekmoment zijn er camerabeelden gemaakt. Niemand heeft daarnaar gekeken. Klager is in de afzonderingscel geobserveerd door middel van een camera. Het licht was 24 uur per dag aan. Klager kon niet
slapen. Er was aan klager verteld dat hij weer terug mocht naar de afdeling zodra hij tweemaal schone ontlasting had geproduceerd. Klager heeft toen gevraagd om laxeermiddel, maar dat kreeg hij niet. Er werd een zeef gebruikt. Klager vond dit onterend.
Klager heeft viermaal schone ontlasting geproduceerd en toen pas werd de maatregel opgeheven. Er is geen contrabande gevonden. Aan het begin en aan het einde van het bezoek mag je knuffelen en kussen. Klagers vriendin durft nu niet meer op bezoek te
komen en daardoor is de relatie verslechterd. Klager wil een tegemoetkoming. Hij heeft ook geen salaris gehad.

De directeur heeft in beroep schriftelijk verwezen naar zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts is aangevoerd dat klager niet in het basisprogramma is geplaatst naar aanleiding van deze maatregel. Klager verbleef al in het
basisprogramma toen de maatregel werd opgelegd. Klager is vlak na de maatregel, op 22 september 2015, gepromoveerd naar het plusprogramma.
3. De beoordeling
Uit de inhoud van het verslag van 15 september 2015 blijkt dat klager tijdens het bezoekmoment van dezelfde dag meerdere keren is gewaarschuwd dat hij geen contact mag hebben met zijn bezoekster. Tevens hebben de inrichtingsmedewerkers waargenomen dat
klager bij het afscheid nemen van zijn bezoekster driemaal mogelijk wat overgaf tijdens het zoenen en dat klager moeite had om te slikken. Daaruit kon het vermoeden ontstaan dat klager contrabande tot zich had genomen. Gelet op dat vermoeden kon de
directeur in redelijkheid beslissen klager, in het kader van het onderzoek naar dat inslikken van contrabande, in afzondering te plaatsen. Die beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Aan klager is tijdens de tenuitvoerlegging van onderhavige ordemaatregel cameratoezicht opgelegd. In artikel 24a van de Pbw is de bevoegdheid van de directeur geregeld voor het opleggen van dat cameratoezicht. In het tweede lid van dat artikel is
bepaald dat de directeur, alvorens te beslissen tot oplegging van cameratoezicht, het advies inwint van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dat advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies
zo
spoedig mogelijk na zijn beslissing in.
Uit de schriftelijke mededeling van de directeur blijkt niet dat dit advies, zoals bedoeld in artikel 24a van de Pbw, voorafgaand dan wel zo spoedig mogelijk na de oplegging van het cameratoezicht is ingewonnen. De enkele mededeling: “Indien van
toepassing zal dagelijks door een gedragsdeskundige worden bekeken of de maatregel gehandhaafd dient te worden.” is hiervoor onvoldoende. Het beklag zal dan ook gedeeltelijk gegrond worden verklaard, nu de beslissing om cameratoezicht toe te passen
niet
is genomen in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de maatregel na 48 uur is beëindigd. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen
van € 20,= (2 dagen x
€ 10 per dag).

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag voor zover dat ziet op de toepassing van cameraobservatie alsnog gegrond. Voor het overige is het beroep
ongegrond en bevestigt de beroepscommissie de bestreden uitspraak. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka.

Secretaris voorzitter

Naar boven