Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3210/TA, 15 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3210/TA

betreft: [klager] datum: 13 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 augustus 2015 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord.

Klagers raadsman mr. A.R. Ytsma heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de afzondering van klager ingaande op 29 juni 2015 en eindigend op 1 juli 2015;
b. het afdelingsarrest ingaande op 1 juli 2015 en eindigend op 13 juli 2015 en
c. het inzien van klagers advocatenpost.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afzondering en het afdelingsarrest zijn opgelegd omdat iemand een A4-tje had opgehangen met daarop een tekst. Hij weet wie het A4-tje heeft opgehangen, maar kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor andermans gedrag. Klagers handschrift zou
zijn
herkend door de psychiater en er zouden soortgelijke aantekeningen in zijn kamer zijn gevonden. Klager heeft gehoord dat een andere verpleegde heeft bekend het A-4-tje te hebben opgehangen. Het zit klager niet lekker dat hem iets in de schoenen wordt
geschoven dat hij niet heeft gedaan. Gesteld wordt dat hij dit soort uitlatingen eerder op de afdeling heeft gedaan, maar die zijn uit de context gehaald. Klager sprak met M. S. over Isis. Hij kan er niets aan doen dat de afdelingen in FPC De Rooyse
Wissel Egyptische namen hebben. Zijn advocaat heeft met M.S. gesproken en die zou een email hebben gestuurd. Desgevraagd antwoordt klager dat de tenuitvoerlegging van de afzonderingsmaatregel inhield dat hij vier uur per dag een programma had op de
afdeling en dat er geen verschil zat tussen de tenuitvoerlegging van de maatregel afdelingsarrest van 1 juli 2015, waarbij hij eveneens vier uur per dag een programma op de afdeling had, zoals klager ook heeft vermeld op de schriftelijke mededeling van
de maatregel afdelingsarrest.
Zijn advocatenpost is meegenomen. Klager betwist dat die alleen is gesorteerd en niet is gelezen omdat de advocatenpost duidelijk herkenbaar was. Twee medeverpleegden hebben gezien dat het personeel in zijn advocatenpost zat met latex handschoenen. Zij
hebben zijn advocaat benaderd. Klager heeft het zelf niet gezien omdat hij in het PAK verbleef.

Door klagers raadsman is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Niet vast is komen staan dat klager de foto heeft opgehangen. Een Nederlandse jongen van de afdeling Meresteijn is naar voren gekomen en heeft zowel tegenover de raadsman als het sociotherapeutisch personeel bekend dat hij de foto heeft opgehangen. De
afzondering en het afdelingsarrest zijn veel te zwaar, hoe verwerpelijk de tekst op de foto ook is. De reactie van de inrichting op de tekst is even verwerpelijk. De inrichting deed er helemaal niets aan om de onderste steen boven te krijgen. Excuses
zijn niet gemaakt. Klager heeft niets van doen gehad met de foto en de tekst.
Door andere verpleegden is gezien dat klagers post is doorzocht door twee sociotherapeuten. Als de inrichting op zoek was naar extreem gedachtegoed om de ordemaatregel kracht te kunnen bijzetten dan zal ook de advocatenpost zijn doorzocht. Het doel
heiligt immers de middelen. Het is ongeloofwaardig dat de inrichting de advocatenpost niet heeft gelezen. De inrichting dient met haar handen af te blijven van de post. De overweging van de beklagcommissie dat elke medewerker zich bewust is van de
regelgeving op dit gebied overtuigt niet. Dat gezien is dat de inrichting met haar handen aan de post heeft gezeten rechtvaardigt een tik op de vingers. Verzocht wordt een ruimhartige tegemoetkoming toe te kennen om ook aan andere tbs-inrichtingen een
krachtig signaal te geven dat wat hier is gebeurd beslist niet kan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft uitspraken gedaan die extreem gedachtengoed onderschrijven. Hij doet positieve uitlatingen over IS. Op de opgehangen foto van Theo van Gogh zijn teksten aangebracht. Onder andere is te lezen: “IS is goed”. Alle verpleegden van de afdeling
zijn bevraagd. Zij gaven allen aan dat klager deze teksten heeft geschreven. Vervolgens zijn de teksten vergeleken met het handschrift van klager. Vanwege de gelijkenis hierin, heeft een kamercontrole plaatsgevonden. Hierbij zijn veel teksten en foto’s
aangetroffen die ook in verband kunnen worden gebracht met extreem gedachtengoed. Een ordemaatregel van afzondering was op dat moment noodzakelijk om de inschatting te kunnen maken of en in hoeverre klager op basis van zijn gedachtengoed een gevaar zou
kunnen vormen in de inrichting. Klager geeft zelf het behandelteam geen inzicht in zijn gedachtewereld. Hierdoor is het zeer moeilijk in te schatten wat zijn bedoelingen zijn. In combinatie met klagers gedrag was op dat moment extra alertheid geboden.
De afzondering is ingegaan op 29 juni 2015 en heeft geduurd tot 1 juli 2015. Klager is gelet op het bepaalde in artikel 57, derde en vierde lid, Bvt niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag. Met het afdelingsarrest, dat is ingegaan op 1 juli
2015, is klager gefaseerd de kans geboden te laten zien dat hij de veiligheid in de inrichting kan garanderen. Het afdelingsarrest heeft geduurd tot 13 juli 2015, op welke datum hij is overgeplaatst naar een nieuwe afdeling waar hij alle interne
vrijheden heeft teruggekregen. In de tussentijd heeft klager voldoende laten zien dat hij de vrijheden weer aankan. Er is geen enkele aanwijzing voor de aantijging dat klagers advocatenpost gelezen zou zijn. Tijdens de bijzondere kamercontrole bleek
klagers kamer een puinhoop. Puur uit praktische overwegingen is besloten een stapel papieren op het kantoor van sociotherapie nader uit te zoeken. Uit de logo’s op enveloppen en briefhoofden kon direct worden opgemaakt dat dit advocatenpost betrof en
konden deze stukken gemakkelijk worden onderscheiden van de rest van de papieren en apart worden gelegd. Deze brieven zijn niet gelezen.

2. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie allereerst het volgende.
Vast staat dat de op 29 juni 2015 opgelegde afzondering niet ten uitvoer is gelegd als afzondering in de zin van artikel 34 Bvt nu klager gedurende de afzondering steeds vier uren per dag met medeverpleegden op de afdeling heeft kunnen verblijven.
Aansluitend aan die afzondering is klager op 1 juli 2015 afdelingsarrest opgelegd wat naar zijn zeggen eveneens een verblijf op de afdeling met een vier uren programma inhield, hetgeen niet door de inrichting is weersproken.
Gelet op de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregelen van afzondering en afdelingsarrest is daarom naar het oordeel van de beroepscommissie feitelijk sprake geweest van een maatregel van afdelingsarrest die van 29 juni 2015 tot 13 juli 2015 heeft
geduurd, zodat klager in zijn beide klachten kan worden ontvangen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie met betrekking tot a. en b. dat op klagers afdeling een foto van Theo van Gogh op het whiteboard is opgehangen met daarop de teksten geschreven: “personeelse toekomst”, “dood als [voornaam]” en “IS is goed”.
Door de andere verpleegden is klager aangewezen als degene die de teksten zou hebben geschreven en door het personeel werd gelijkenis gezien met andere foto’s en teksten die op klagers kamer zijn aangetroffen. Klager is in verband met de handhaving van
de orde en veiligheid in de inrichting op 29 juni 2015 op afdelingsarrest geplaatst in zijn eigen verblijfsruimte. Gelet op de duur van dit afdelingsarrest is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissingen van het hoofd van de inrichting - wat er
ook zij van de stelling dat een andere verpleegde zou hebben toegegeven verantwoordelijk te zijn voor de opgehangen foto en teksten, waarvan niet bekend op welke datum dit zou zijn geschied en welke stelling niet door het hoofd van de inrichting is
bevestigd - niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel kunnen worden aangemerkt.

Met betrekking tot c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Het beroep zal gelet op het bovenstaande ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met deels wijziging van de gronden.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met deels wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven