Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2974/GA, 19 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2974/GA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. van den Berg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2015, gehouden in de p.i. Almelo, is gehoord de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo.
Klagers raadsvrouw heeft op 25 november 2015 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft op 8 december 2015 schriftelijk bericht dat klager om die reden ook niet ter zitting zal verschijnen. Klagers raadsvrouw heeft om
aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsvrouw en de directeur is verzonden. Klager en zijn raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld binnen een week na
dagtekening op het verslag te reageren, van welke gelegenheid zij geen gebruik hebben gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van drie dagen afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef voorheen in Arnhem en hij mocht ieder weekend zonder enkelband op verlof. Tijdens de verloven hebben zich geen problemen voorgedaan.
Een paar dagen na klagers plaatsing in Almelo zou klager met verlof gaan. Hij kon echter niet op tijd aangesloten worden op een enkelband, waardoor zijn verlof niet door kon gaan.
De week daarop mocht klager wel op verlof. Ten behoeve van zijn aansluiting op de enkelband werd klager opgehaald door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Klager mocht op het buitenterrein van de inrichting op DV&O wachten zonder dat hij een
enkelband om had. Dit is voor klager onbegrijpelijk. De juridische grondslag voor het aanmeten en aanleggen van een enkelband is niet toereikend.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op een woensdag of donderdag werd klager overgeplaatst naar de p.i. Almelo en op vrijdag zou hij met verlof mogen. Klager was een onbekende voor de
inrichting en om die reden wilde de directeur een enkelband aanbrengen. Het aan de directeur uitgebrachte advies hield in dat klager gemonitord moest worden. De ordemaatregel is opgelegd omdat klager niet met verlof ging en tijdelijk elders geplaatst
moest worden. Aan klager is compensatie aangeboden, hetgeen hij heeft geweigerd. De inrichting kan geen verwijt worden gemaakt. De enkelband wordt aangesloten vanuit de reclassering. Dat lukt niet in twee dagen. Een week later is klager wel op verlof
geweest en daarbij was hij wel aangesloten op een enkelband.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt het volgende vast. Klager verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Arnhem en werd overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de p.i. Almelo. Enkele dagen later zou klager met weekendverlof gaan. Vanwege
het feit dat klager onbekend was voor de inrichting en op grond van een uitgebracht advies aan de inrichting, diende klager voor zijn verlof aangesloten te worden op een enkelband. De directeur heeft hieromtrent in voldoende mate een eigen
belangenafweging gemaakt. Nu tijdige aansluiting op de enkelband niet meer mogelijk was en klager daardoor niet met verlof kon, is aan hem een ordemaatregel opgelegd van drie dagen afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel.
Daarbij werd klager niet afgezonderd maar mocht hij deelnemen aan het reguliere programma van de afdeling. Bovendien is aan klager compensatie aangeboden. Gelet op bovenstaande acht de beroepscommissie de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel
niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 19 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven