Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3632/GB, 19 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3632/GB

Betreft: [klager] datum: 19 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 oktober 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager was sedert 31 maart 2015 gedetineerd. Hij verbleef tot 2 december 2015 in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel. Op 2 december 2015 is klager ontslagen uit detentie.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek om deel te mogen nemen aan een p.p. is afgewezen omdat aan klager een tweetal disciplinaire straffen (geheel voorwaardelijk) zouden zijn opgelegd. Uit het selectieadvies van de directeur komt dit evenwel niet duidelijk naar voren, enkel
wordt vermeld dat verzoeker zich regelmatig ziek meldt en dat getwijfeld wordt aan de geloofwaardigheid van de door klager gedane ziekmeldingen. Voor zover aan klager wel disciplinaire straffen zijn opgelegd, kan dit geen aanleiding zijn voor een
afwijzing van het verzoek. Klager is van mening dat uit de enkele omstandigheid dat hij (voorwaardelijk) is veroordeeld voor arbeidsverzuim niet kan worden afgeleid dat klager niet zou kunnen omgaan met grotere vrijheden. Klager merkt nog op dat hij
steeds in het plusprogramma verbleef. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft positief geadviseerd op klagers verzoek. Klager wil, indien het beroep gegrond wordt verklaard, graag een financiële tegemoetkoming ontvangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verblijft sinds 16 september 2015 in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel in het plusprogramma. Klager heeft zich regelmatig ziekgemeld voor de arbeid en het personeel twijfelt aan de geloofwaardigheid van die ziekmeldingen omdat hij
zich pas ziek meldt nadat hij niet op de arbeid is verschenen en zijn afwezigheid door het personeel wordt geconstateerd. Die ziekmeldingen vinden meestal plaats wanneer de arbeid in de ochtenduren valt. De rest van de dag lijkt er dan niets aan de
hand. Klager wordt door het personeel in de gaten gehouden omdat dit gedrag op een afdeling met een plusprogramma niet passend wordt geacht. Binnen een setting van een p.p. wordt van de kandidaten een bepaalde mate van zelfstandigheid verwacht terwijl
zij ook correct moeten kunnen omgaan met de geldende regelgeving. Door de regelmaat en tijdstippen van de ziekmeldingen heeft klager de schijn tegen zich opgeroepen en is besloten hem voor het nog korte strafrestant niet te plaatsen in een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Op zich voldeed klager, die een zeer beperkt strafrestant had en verbleef in een gevangenis in een plusprogramma aan de eisen voor deelname aan een p.p. Binnen de inrichting bestond – blijkens het selectieadvies van de directeur van de
penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel – wel onduidelijkheid over de vraag of klager correct met de in een p.p. geldende regels zou kunnen omgaan. Evenwel is op klagers gedrag niet gereageerd met disciplinaire bestraffing of is gebleken dat
hij
daar anderszins op is aangesproken. De directeur adviseert daarentegen tot plaatsing in een p.p. Onder deze omstandigheden moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris daarom bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu klager inmiddels uit detentie is ontslagen, is er geen aanleiding om aan de selectiefunctionaris de opdracht te geven tot het nemen van een nieuwe beslissing.

De beroepscommissie acht, nu de gevolgen van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, een financiële tegemoetkoming op zijn plaats. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 75,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe en stelt de hoogte daarvan vast
op € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven