Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4301/GV, 18 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4301/GV

betreft: [klager] datum: 18 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen met daaraan verbonden een aantal bijzonder voorwaarden. Het beroep is gericht tegen de opgelegde voorwaarde van
locatieverboden met de daarbij behorende Elektronische Monitoring.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De locatieverboden zien op de plaatsen waar de ten laste van klager bewezenverklaarde feiten hebben plaatsgevonden. Die feiten hebben plaatsgevonden in juli en december van 2011. Klager is, na zijn
veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van 12 maanden, in december 2012 in vrijheid gesteld. In het, door het Openbaar Ministerie (OM) ingestelde, hoger beroep is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Na de verwerping
van het cassatieberoep heeft klager zich op 6 februari 2015 gemeld als zelfmelder. In de periode tussen december 2012 en februari 2015 was klager niet aan voorwaarden gebonden. Hij heeft in die periode geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en ook heeft
hij zich niet negatief gedragen jegens de slachtoffers. Klager begrijpt daarom niet waarom hem thans deze bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Hij kan zich ook niet verenigen met de daarvoor gegeven onderbouwing door de Staatssecretaris, welke hem
onduidelijk is. Opgemerkt wordt nog dat klager een beperkt strafrestant heeft en op 14 oktober 2016 in vrijheid zal worden gesteld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager werd in eerste aanleg vrijgesproken van het plegen van een overval. Uiteindelijk werd hij hier in hoger beroep wel voor veroordeeld. Door de reclassering en de directeur wordt de oplegging van bijzondere voorwaarden bij het verlof geadviseerd.
De
Staatssecretaris verwijst naar het reclasseringsadvies waarin over klagers houding ten opzichte van het slachtoffer wordt aangegeven dat daarbij sprake is van gemakzucht. Ook zou klager te weinig empathie tonen ten aanzien van de slachtoffers. Uit het
beroepschrift blijkt niet dat klager ongewenst belemmerd wordt in zijn verlof. Overigens heeft hij dat verlof inmiddels genoten en zich daarbij geconformeerd aan die opgelegde voorwaarden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij aangegeven dat daarbij de voorwaarden – zoals gesteld in de adviezen van OM en reclassering – zouden moeten worden opgelegd.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventueel algemeen verlof, dit in het kader van de voorbereiding op een eventuele detentiefasering.
De reclassering heeft in haar advies van 22 oktober 2015 geadviseerd om bij het verlenen van vrijheden aan klager (onder meer) een locatiegebod en een locatieverbod op te nemen. Deze bijzondere voorwaarde is door de Staatssecretaris overgenomen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens – kortweg – het plegen van een overval en een poging doodslag. Aansluitend dient hij eventueel drie dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de voorwaarde van een locatie ge- en verbod, verbonden aan de toewijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Het verschil met de periode waarin hij eerder in vrijheid is geweest, met de huidige situatie is dat hij inmiddels veroordeeld is voor een overval, waarvoor hij eerder was vrijgesproken. Uit de ter zake afgegeven adviezen komt nu naar voren dat aan die
verlofverlening het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie is verbonden. Dat risico kan in dit geval worden ondervangen door toepassing van de bijzondere voorwaarde van een locatie ge- en verbod, te controleren door elektronisch toezicht. De
beroepscommissie is daarom van oordeel dat de bestreden beslissing, bij afweging van de hiervoor genoemde belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven