Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2879/TA, 18 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2879/TA

betreft: [klager] datum: 18 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 augustus 2015 van de beklagcommissie bij FPC de Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en het hoofd van de inrichting zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, te worden gehoord. Klager en zijn
raadsman hebben schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting aanwezig te zijn.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van 17 juni 2015 van afdelingsarrest (rode kaart).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager stelt geen softdrugs te hebben gebruikt. De vondst van het kleine stukje hasj in de prikkelarme kamer was, naast het aanslaan van de drugshond
bij klager, de aanleiding voor het afdelingsarrest, maar dat staat niet in de schriftelijke mededeling van de maatregel vermeld. De inrichting heeft hem hiervan ook niet beschuldigd. Het gevonden stukje hasj heeft de grootte van een korrel hagelslag.
Op
dat moment verbleef een andere patiënt in de prikkelarme kamer, die overigens voor iedereen vrij toegankelijk was. De maatregel is in strijd met de subsidiariteit en proportionaliteit. Klager was in 2014 “ruispatiënt”, maar in 2015 niet meer. Verder
gaan de drugshonden te pas en te onpas bij iedereen zitten. Dat een hond gecertificeerd is, zegt nog niets over de onfeilbaarheid van de hond. En het feit dat een hond bij een persoon aanslaat, zegt nog niets over het feit of die persoon drugs heeft
gebruikt. De maatregel heeft enkele weken geduurd. Voor iemand die het erg goed deed in de behandeling, is dat disproportioneel.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De maatregel is niet opgelegd omdat de inrichting zeker weet dat klager drugs heeft gebruikt, de maatregel is opgelegd omdat de
drugshond meermalen heeft aangeslagen bij klager en vervolgens een stukje hasj is gevonden in de prikkelarme kamer waar klager een paar minuten daarvoor had verbleven. Klager ontkent, maar wil geen openheid geven of meewerken aan een urinecontrole.
Klager is een “ruispatiënt”. Alle patiënten die iets te maken hebben met drugs, bijvoorbeeld gebruik of handel, worden wekelijks besproken. Klager behoort tot deze groep. Klagers stelling dat de drugshond te pas en te onpas aanslaat, is niet juist. De
hond en de trainer zijn samen gecertificeerd. De hond gaat alleen zitten als er een geurspoor is, dat wil zeggen als iemand in contact is geweest met de ruwe stof van drugs. Een maatregel wordt altijd individueel opgelegd en is dus op de persoon
afgestemd. In dit geval maakte het gedrag van klager de maatregel noodzakelijk.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten. Op 14 juni 2015 is een drugshond bij klager gaan zitten. Op 16 juni 2015 heeft de drugshond een recent spoor op klagers kamer geroken en is vervolgens een stukje hasj gevonden in de prikkelarme kamer
waar klager een paar minuten daarvoor aanwezig was. Klager was eerder al als “ruispatiënt” aangemerkt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting op grond hiervan in redelijkheid kunnen besluiten aan klager een rode kaart op te leggen. Hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 18 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven