Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2750/TA, 18 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2750/TA

betreft: [...] datum: 18 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 augustus 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...],
stafjurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. de weigering toestemming te verlenen voor het opnemen van geld van klagers resocialisatierekening en het toekennen van een wekelijks budget van slechts € 60,= (Me 2014-284);
b. de beslissing d.d. 8 december 2014 tot het opschorten van het transmuraal verlof (Me 2014-290).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting heeft niet tijdig het zak- en kleedgeld van klager stopgezet, waardoor hij gehouden was € 422,= terug te betalen. Ook had klager
ondanks herhaaldelijke vragen niets gehoord over de naheffing van de Awbz. Klager had destijds € 2.600,= aan spaargeld op zijn resocialisatierekening staan en kon hiervan deze en andere schulden aflossen. Hij zou dan nog geld overhouden voor het
inrichten van zijn nieuwe huis. De inrichting heeft dit geweigerd. De inrichting heeft klagers bankpas ingenomen en klager kreeg nog maar € 60,= per week van zijn inkomen uit een vaste baan. Hiervan kon hij zeer moeilijk rondkomen. Voorts heeft de
inrichting de geplande woning gecanceld vanwege klagers schulden, hetgeen leidde tot uitstel van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
De schulden zijn uiteindelijk van het inkomen van klagers vaste baan betaald. Hij was binnen enkele maanden schuldenvrij. De voorrangspositie voor de eigen woning was klager inmiddels kwijt, met als gevolg dat hij pas in augustus 2015 weer in
aanmerking
kwam voor een woning.
De terugplaatsing van klager naar de inrichting was niet noodzakelijk om een financieel plan op te stellen en was disproportioneel. Klager heeft hierdoor niet kunnen werken en heeft al zijn vakantiedagen moeten inleveren. Het plan is pas een maand na
terugplaatsing opgesteld.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft € 80,= per twee weken aan leefgeld en € 46,60 per week aan voedingsgeld, dat is dus meer dan de gestelde
€ 60,= per week.
Eén van de eisen voor een eigen woning is dat de verpleegde inzage geeft in de financiën. Klager kwam de afspraken hierover niet na. Later bleek dat hij gedurende enige tijd ongeveer € 900,= per maand besteedde aan o.a. luxe-uitgaven en allerlei
schulden had. Klager is vanwege het gebrek aan samenwerking teruggeplaatst naar de inrichting. De spaarrekening/resocialisatierekening is niet bedoeld voor de aflossing van schulden, maar de inrichting is ermee akkoord gegaan dat een deel van zijn
schulden van zijn spaarrekening is betaald. Ook is binnen korte tijd een financieel plan opgesteld.
Klager had na zijn terugplaatsing in de inrichting nog steeds een voorrangspositie voor zijn woning.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter, in aanmerking nemend dat klager onvoldoende openheid heeft verstrekt over zijn hoge uitgaven. Het hoofd van
de inrichting kon dan ook beslissen het transmuraal verlof op te schorten en een wekelijks budget voor klager vast te stellen. Het standpunt van het hoofd van de inrichting dat de spaarrekening/resocialisatierekening in beginsel niet gebruikt kan
worden
voor het aflossen van schulden is evenmin onredelijk of onbillijk. Het is daarom aan klagers eigen uitbundig uitgavenpatroon te wijten dat vertraging in zijn resocialisatie is ontstaan. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 18 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven