Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2725/SGA, 20 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2725/SGA

Betreft : (verzoeker) datum: 20 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. N. Bertrand, namens

(...), verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 10 augustus 2015, inhoudende de voortduring van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing status op de lijst van Gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 17 augustus 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 augustus 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. In zijn beslissingen RSJ 15/1476, 19 mei 2015 en RSJ 15/2460/SGA van 29 juli 2015, waarin de onderhavige toezichtmaatregelen aan de orde zijn geweest, heeft de voorzitter bij zijn beslissing mede in
aanmerking genomen dat de directeur de voortduring van deze toezichtmaatregelen maandelijks zou toetsen en dat daarvan mededeling aan klager moet worden gedaan. De beroepscommissie heeft, ten aanzien van de voortduring van toezichtmaatregelen als de
onderhavige, meermalen overwogen (onder meer RSJ 14/0557/GA, 11 juni 2014) dat er bij de maandelijkse toetsing sprake moet zijn van een eigen belangenafweging van de directeur ten aanzien van de noodzaak tot voortduring daarvan en dat die
belangenafweging inzichtelijk moet zijn voor de gedetineerde en, in geval van het instellen van een rechtsmiddel tegen die beslissing, voor de beklag- en beroepscommissie en de voorzitter in het kader van de schorsingsprocedure.

De voorzitter gaat er op grond van de door de directeur verstrekte inlichtingen van uit dat verzoeker voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissing door de directeur is gehoord. Bij die gelegenheid is hem gevraagd of er zaken waren waarover hij
opmerkingen wilde maken. Verzoeker gaf aan daar geen behoefte aan te hebben. Vervolgens heeft de directeur met verzoeker over de opgelegde maatregelen gesproken. De voorzitter begrijpt dat verzoeker daarbij in de gelegenheid is gesteld daarop te
reageren. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt niet dat verzoeker in het betreffende gesprek naar voren heeft gebracht op grond van welke belangen aan zijn zijde de maatregelen in kwestie niet zouden moeten voortduren. Vervolgens heeft de
directeur de inhoud van dit gesprek in het GVM- overleg binnen de inrichting besproken en zijn de maatregelen (grotendeels ongewijzigd) verlengd. De notulen van dit GVM-overleg van 10 augustus 2015 zijn, blijkbaar als schriftelijke beslissing, aan
verzoeker uitgereikt. In deze notulen is niet opgenomen wat er in het kader van het horen is aangevoerd en besproken. Evenmin is opgenomen op welke wijze de verschillende in het geding zijnde belangen zijn gewogen. Daarmee voldoet de beslissing, wat er
ook zij van de inbreng van verzoeker bij gelegenheid van het gesprek met de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, al met al, niet aan de hiervoor door de beroepscommissie gestelde eisen van belangenafweging en inzichtelijkheid en kan
zij niet in stand blijven. Daarbij gaat de voorzitter er van uit dat ook na de uitbreiding van de dagelijkse beltijd naar maximaal een half uur nog altijd sprake is van oplegging een beperkende maatregel. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn de notulen van het eerdergenoemde GVM-overleg niet als een schriftelijke beslissing van de directeur aan te merken. De directeur dient zelf een beslissing te nemen over de voortduring van de
GVM-maatregelen en deze beslissing uit te reiken aan de verzoeker. Uit deze beslissing moet blijken van een eigen belangenafweging ten aanzien van de voortduring van de GVM-maatregelen. In deze beslissing dient voorts te worden opgenomen dat verzoeker
het recht heeft om beklag in te dienen en hangende het beklag schorsing te verzoeken, hetgeen niet is opgenomen in de aan verzoeker uitgereikte notulen.

De voorzitter merkt verder en ten overvloede nog op dat het de directeur vrij staat opnieuw een beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen door de beroepscommissie en in deze uitspraak is overwogen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur van 10 augustus 2015, met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven