Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3484/GA, 26 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3484/GA

betreft: [klager] datum: 26 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2015 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De directeur van de p.i. Groot Alphen en klager hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft het feit dat klagers horloge na een celinspectie kapot bleek te zijn.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en bepaald dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De beklagcommissie is van verkeerde feiten uitgegaan. De directeur heeft ter zitting weersproken dat klager direct na de celinspectie bij het personeel heeft aangegeven dat zijn horloge kapot was. De directeur heeft tijdens de beklagzitting aangegeven
dat er contact is geweest met het afdelingshoofd. Het afdelingshoofd heeft verklaard dat klager niet bij het personeel heeft gemeld dat zijn horloge kapot was. Klager heeft pas in zijn klaagschrift vermeld dat zijn horloge stuk was. De directeur acht
het niet waarschijnlijk dat het kapotte horloge een gevolg is van de uitgevoerde celinspectie nu er de nodige tijd is verstreken.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager is zelf ook ontevreden over de uitspraak van de beklagcommissie. Het bedrag van € 10,= kan als ridicuul gekwalificeerd worden. Klager had een bedrag van € 250,= voorgesteld als tegemoetkoming. Voorts ligt het horloge van klager verborgen in een
gesloten brilkoker waar klager niet dagelijks in kijkt. Toen klager laat in de avond constateerde dat het horloge stuk was, heeft hij hier direct melding van gedaan bij de piw-er. De piw-er gaf klager een beklagformulier dat klager direct heeft
verstuurd. Dat de piw-het afdelingshoofd niet heeft geïnformeerd hierover kan klager niet worden aangerekend. Dit is ook zo besproken bij de beklagzitting.

3. De beoordeling
Vaststaat dat op woensdag 5 augustus 2015 in de avond celinspecties hebben plaatsgevonden door het interne bijstandsteam (i.b.t.) op de afdeling waar klager verbleef. Uit het dossier blijkt dat klager een ongedateerd klaagschrift heeft ingediend dat
op
dinsdag 11 augustus 2015 is ontvangen op het secretariaat van de commissie van toezicht. De beroepscommissie acht – anders dan de directeur – het tijdsverloop niet dermate lang dat geconcludeerd kan worden dat het horloge niet kapot is gegaan door de
celinspectie. Niet weersproken is dat klager het beklagformulier heeft gekregen nadat hij over zijn horloge zijn beklag heeft gedaan bij een piw-er. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de
beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard.
Voor zover klager verzoekt om een hogere tegemoetkoming, overweegt de beroepscommissie dat hij niet kan worden ontvangen in zijn verzoek, nu hij niet in beroep is gekomen tegen de uitspraak van de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover hiertegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka.

secretaris voorzitter

Naar boven