Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2724/TB, 25 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2724/TB

betreft: [klager] datum: 25 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 augustus 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen
van
het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het lid van de beroepscommissie drs. J.E. Wouda heeft meegedeeld dat hij van 1982 tot 1988 als psycholoog in Huize St. Joseph te Cadier en Keer heeft gewerkt waar klager toentertijd verbleef. Overigens heeft het seksueel misbruik waar sprake van zou
zijn in een andere jeugdinrichting plaatsgevonden. De raadsman heeft meegedeeld geen bezwaar te maken tegen de deelname van drs. Wouda aan de beroepscommissie.

De raadsman heeft aangegeven dat klager niet ter zitting aanwezig is omdat hij last heeft van claustrofobie en er in verband hiermee vervoer per personenauto voor hem zou worden geregeld, maar dat dit niet is gelukt. Omdat alleen vervoer per DV&O bus
mogelijk bleek te zijn heeft klager dit vervoer geweigerd. Klager heeft in verband hiermee afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om hem over te plaatsen naar FPK De Woenselse Poort te Eindhoven afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 7 maart 2013 beslist om klager in FPC Oldenkotte te Rekken te plaatsen. Op grond van de
beslissing van 2 oktober 2013 is klager overgeplaatst naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Bij brief van 16 juli 2015 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar FPK De Woenselse Poort. Op 11 augustus 2015 heeft de Staatssecretaris het verzoek
afgewezen.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De raadsman concludeert dat klager niet wordt overgeplaatst omdat een dwangmedicatietraject is gestart in de huidige inrichting. Sinds zijn verblijf in FPC Dr. S. van Mesdag verloopt het contact met
zijn
ouders zeer moeizaam. Het is voor zijn familie lastig om hem te bezoeken. Zijn ouders zijn op leeftijd, slecht ter been en woonachtig in Weert. Als gevolg hiervan komen zij zelden op bezoek. Volgens het Beleidskader plaatsing TBS dwang 2014 dient een
verpleegde in de regio van zijn netwerk te worden geplaatst; ook in verband met zijn resocialisatie. Onlangs is PTSS bij klager vastgesteld ten gevolge van seksueel misbruik tijdens zijn jeugd. Hij heeft dit pas recent met zijn familie besproken. Het
is
van belang dat hij dit verder met zijn familie kan bespreken en dat hij dichter bij zijn netwerk wordt geplaatst. Er zijn wel degelijk behandelinhoudelijke redenen om klager over te plaatsen. In FPC Oldenkotte stagneerde zijn behandeling na een half
jaar. Ook nu stagneert zijn behandeling weer. Het gestarte dwangmedicatietraject biedt geen vooruitgang. Het feit dat hij ver van zijn familie verblijft en dat het contact met zijn familie zeer moeizaam verloopt ligt ten grondslag aan de stagnatie. Ook
in het kader van zijn resocialisatie is het voor klager van groot belang om dichter bij zijn familie te verblijven. Klager voorziet dat hij grote stappen kan zetten in zijn behandeling wanneer hij dichter bij zijn familie verblijft en veel eenvoudiger
contact met hen kan onderhouden. Verwezen wordt naar de brief van de psychiater waarin deze aangeeft dat ondersteuning door klagers sociaal netwerk voor zijn behandeling van belang is. Er zijn geen contra-indicaties om hem niet in de regio van herkomst
te plaatsen. Verwezen wordt naar RSJ 27 juni 2014, 14/229/TB.
Indien plaatsing in FPK De Woenselse Poort niet mogelijk is, kan gekeken worden naar plaatsing in een ander inrichting zoals FPC De Rooyse Wissel. Niet ingezien wordt waarom zijn behandeling niet in een andere tbs-inrichting zou kunnen worden
voortgezet. Klager heeft eenmaal onder begeleiding zijn vader mogen bezoeken. Telefoneren gaat heel lastig. Als zijn vader belt wordt dat soms niet doorgegeven.

Klager heeft in een schrijven van 21 december 2015, dat op 23 december 2015 is ontvangen, aan het bovenstaande nog toegevoegd dat op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met de gebrekkige ontwikkeling in zijn jeugd. De inrichting is verplicht hem
hierbij te helpen.
Klager verwijst naar het seksualiteitsbeleid. Hij heeft nooit liefde gehad in zijn jeugd. Therapeutisch gezien zou liefde passen bij zijn behandeling en resocialisatie. Hem dit onthouden, doet hem verder verbitteren, hetgeen in de inrichting wordt
weggeschreven als ongewenst of agressief gedrag, terwijl klager helemaal niet zo is.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
De brief van de psychiater waar de raadsman naar verwijst, is niet bekend.
Klager wordt dwangmedicatie toegediend in verband met zijn waanstoornis en PTSS. Het is te simpel om te stellen dat de enkele reden om klager niet over te plaatsen, zou zijn dat in de huidige inrichting een dwangmedicatietraject is gestart. Niet
voorstelbaar is dat met overplaatsing klagers problemen opgelost zouden zijn en dat geen dwangmedicatie meer noodzakelijk zou zijn. Klager heeft het contact met een van zijn behandelaars verbroken. Het waansysteem is nog onveranderd aanwezig. Hij gaat
helemaal op in gebeurtenissen zoals die recent in Parijs en Syrië plaats hebben gevonden/plaatsvinden. Volgens klager is er sprake van een derde wereldoorlog. Het is niet in zijn belang dat het behandeltraject doorbroken wordt door overplaatsing. Beter
is om het traject af te maken zoals dit is ingezet en het in de inrichting te monitoren. Overplaatsing doet afbreuk aan het traject. Klager wordt ondersteunende therapie en beeldtherapie geboden. Hij volgt deze therapie wel, zit wel in de behandeling.
Regioplaatsing is wel uitgangspunt bij een eerste plaatsing, maar als een verpleegde al in een tbs-inrichting geplaatst is, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is. Overplaatsing van klager zal
zijn behandeling nadelig beïnvloeden. Wanneer klager goed is ingesteld op medicatie en er sprake zou zijn van een verloftraject, kan de familie meer betrokken worden bij de behandeling.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit het onderzoek ter zitting en de stukken is gebleken dat eerdere behandelpogingen zijn vastgelopen en dat klager een medicamenteus behandelaanbod heeft afgewezen.
FPC Dr. S. van Mesdag heeft aangegeven dat opnieuw een behandelimpasse dreigde te ontstaan en dat klager meer perspectief zou kunnen worden geboden als hij met verlof zou kunnen gaan. Klagers verlofaanvraag is vervolgens door de interne
verlofcommissie
afgewezen. Aangegeven is dat eerst de mogelijkheid van een dwangmedicatietraject moest worden beoordeeld. Eind september 2015 is een A-dwangbehandeling gestart. Klagers stemmingswisselingen, PTSS en agitatie zouden hiermee verholpen kunnen worden,
waarmee de kans van slagen van zijn behandeling zal toenemen. Klager werkt mee aan therapie en is in het algemeen goed in contact met zijn behandelaars. Zijn behandelaars hebben aangegeven dat het van belang is dat klager eerst goed wordt ingesteld op
medicatie en dat die behandeling in FPC Dr. S. van Mesdag wordt voortgezet. Indien klager goed is ingesteld op medicatie, zal bezien worden of klager met verlof kan gaan.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in dit stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijk-heden van
zijn familie kan niet tot een ander oordeel leiden nu behandelinhoudelijke argumenten op dit moment prevaleren. Daarbij komt dat plaatsing in FPK De Woenselse Poort, waarvoor klager voorkeur heeft uitgesproken, in verband met een opnamestop momenteel
niet mogelijk is. De beroepscommissie gaat er vanuit dat te zijner tijd in het kader van een mogelijk resocialisatietraject de mogelijkheid van resocialisatie in de omgeving van klagers netwerk ter sprake zal komen.
De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, gelet op het bovenstaande bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat een bezoek van klager aan zijn vader zoals eerder is gerealiseerd wellicht een positief effect zou hebben op klagers behandelcommitment.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven