Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3064/JZ, 25 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3064/JZ

betreft: [klager] datum: 25 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 6.5.3 van de Jeugdwet in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift
ingediend door de vertrouwenspersoon mevrouw L. Ligtermoet, namens

[...] , geboren op 24 augustus 1998, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 september 2015 verstuurde uitspraak van de klachtencommissie bij de gesloten accommodatie Transferium Jeugdzorg te Heerhugowaard, verder te noemen de instelling,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 december 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht zijn gehoord [...], gedragswetenschapper Parlan, en [...], hoofd behandeling Transferium.

Klager en zijn vertrouwenspersoon mevrouw L. Ligtermoet van het AKJ hebben meegedeeld dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

De voorzitter heeft meegedeeld dat het lid mr. E. Lucas plotseling verhinderd is om ter zitting te verschijnen en dat zij op grond van de stukken de zaak mede zal beoordelen.

Van het behandelde ter zitting is verslag opgemaakt. Het hoofd van de instelling is in de gelegenheid gesteld om vóór 18 december 2015 het door klager ondertekende hulpverleningsplan dat ten tijde van het indienen van de klacht gold aan de
beroepscommissie over te leggen. Voorts is bepaald dat een lid van de beroepscommissie, bijgestaan door de secretaris, klager in de instelling zal horen.

Op 3 december 2015 heeft de vertrouwenspersoon een formulier met routinetijden aan de beroepscommissie toegestuurd.

De instelling heeft op 18 december 2015 gereageerd op het verslag en het werkplan van 29 april 2015 en het werkplan van 29 juni 2015 aan de beroepscommissie overgelegd.

Op 23 december 2015 is klager, bijgestaan door zijn vertrouwenspersoon, in Transferium Jeugdzorg gehoord door het lid dr. F. Boer, bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert. Van het horen is verslag opgemaakt.

De vertrouwenspersoon heeft op 6 januari 2016 schriftelijk gereageerd op het verslag.

Partijen zijn telkens in de gelegenheid gesteld om te reageren op verslagen, reacties en overgelegde stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft (het voortduren van) de afzondering van klager.

De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht, verkort weergegeven.
Vanaf maart 2015 is hij afgezonderd op kamer. Hij zat eerst op Meent 2 en is vervolgens afgezonderd op kamer op Meent 3. Hij mocht af en toe een kwartier naar buiten, ging dan onder begeleiding naar de tuin en rookte daar een sigaret. Vervolgens ging
hij weer naar binnen en dat ging zo de hele dag door.
Hij had leerontzegging en ging niet naar school. Hij wil werken. Hij volgt eerst een cursus bij Voorwerk om dingen te leren waar je tegenaan kunt lopen als je werkt. Na kerst is hij daarmee klaar en gaat hij een richting kiezen, kijken wat voor werk
hij
gaat doen. Hij kijkt veel tv en verveelt zich ontzettend op zijn kamer. Hij leest geen boeken. Hij belt meestal eenmaal per week met zijn familie. Hij gaat momenteel twee tot driemaal per week naar huis. Meestal is hij doordeweeks een dag en het
weekend thuis. Zijn ouders halen hem op bij de instelling.
Hij neemt aan dat hij is afgezonderd omdat hij ruzie had met een andere jongere. Toen gebruikte hij veel cannabis. Nu niet meer.
Op de vraag van het lid of hij zich herkent in de beschrijving dat hij door het cannabisgebruik moeilijk te behandelen was, zich passief opstelde en niets wilde, heeft klager geantwoord dat hij denkt dat hij dit wel herkent en dat het ook wel zou
kunnen dat zijn ouders een rol hebben gespeeld dat hij cannabis had. Als hij nu twee tot driemaal per week thuis is, zou hij, als hij dat zou willen, een stickie kunnen roken, maar hij doet dat meestal niet. Door andere jongeren worden ook wel stickies
gerookt, maar hij is de enige die er continu voor is afgezonderd. Gesteld is door de instelling dat het beter met hem ging na zijn afzondering, dat hij beter op zijn eten lette en meer geïnteresseerd was. Een maand voordat hij afgezonderd is, ging het
al beter met hem. Hij had toen ook al verlof.
Hij is altijd aanwezig geweest bij de behandelplanbesprekingen. Toen hij drie tot vier weken afgezonderd was, vond er een behandelplanbespreking plaats. Hij is toen niet over de afzondering gehoord, maar alleen over verlofverlening gehoord. De
werkplannen die het lid van de beroepscommissie aan klager toont, heeft hij toen niet gezien.
De routinemaatregel is nooit met hem besproken. Hij heeft wel van de groepsleiding gehoord dat hij een routinemaatregel had. Sinds gisteren verblijft hij op een groep en heeft hij groepsmomenten. In de tijd, dat hij was afgezonderd, had hij geen
contact met andere jongeren. Dit is onmenselijk. Hij werd er nerveus van, kreeg er schizofrene gedachten van en was niet meer gewend aan contact met anderen. Hij had wel contact met volwassenen/begeleiders. Fitness deed hij met een begeleider. Sommige
begeleiders waren best sympathiek. Hij denkt dat hij in april 2015 voor het eerst begeleid naar huis mocht. Sinds eind september 2015 mag hij onbegeleid met verlof naar huis.
Op de vraag wat het belang van een uitspraak op zijn beroep is, als zijn problemen inmiddels al opgelost zouden zijn, heeft klager geantwoord dat hij het belangrijk vindt dat dit niet meer gebeurt, ook voor andere jongeren. Klager heeft nog verklaard
dat het uitzichtloos voor hem was, omdat hij niet wist wanneer de afzondering zou eindigen. Hij weet ook nog steeds niet in welke instelling hij na Transferium zal worden geplaatst. Hij zou het liefst naar een kamertraining gaan, maar hij wacht daar al
bijna een jaar op. Dit is niet goed voor zijn motivatie.
Hij heeft zijn klacht ingediend op een verzoekbriefje in mei 2015 en begreep niet waarom hij niets op zijn klacht hoorde.

De vertrouwenspersoon heeft aan klagers standpunt toegevoegd dat niet beschreven is hoe lang de maatregel zou gaan duren en dat ook niet duidelijk is wanneer de maatregel is opgelegd. Opmerkelijk is dat het werkplan niet met klager is doorgenomen en
dat er niet werd geregistreerd. Er vond geen behandeling plaats ten tijde van de klacht.
De vertrouwenspersoon heeft aangegeven dat zij na zal kijken wanneer zij het verzoekbriefje in mei 2015 heeft ontvangen.

Namens de directeur is het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet verschenen ter zitting omdat hij niet met een DV&O busje vervoerd wil worden. Dit zou veel te veel spanning bij hem teweeg brengen. Er was geen andere mogelijkheid om klager naar de zitting te begeleiden.
Desgevraagd is geantwoord dat de instelling drugsvrij moet zijn maar dat sommige jeugdigen toch kans zien om drugs binnen de instelling te brengen. Blowen dempt klagers emoties. Alle middelen zijn ingezet, maar dit heeft onvoldoende effect gehad voor
zijn behandeling. Verblijf op een groep geeft hem te veel prikkels. Als hij meerdere onbekende gezichten ziet, wordt hij heel onrustig. Een groepssituatie is teveel gevraagd. Klager wordt individueel begeleid door het personeel en volgt routinetijden
sinds 30 maart 2015. Hij wordt ’s ochtends uitgesloten voor een broodje, loopt een rondje met het personeel en maakt een praatje. Vervolgens gaat hij terug naar zijn kamer. Even later heeft hij een sportmoment. ’s Middags volgt hij dezelfde routine.
Als
hij een regulier programma zou volgen, levert dat voor hem teveel stress op. Hij werkt een ochtend (drie uur) per week bij Voorwerk, het pand naast de instelling, en doet daar simpele klusjes met andere jeugdigen. Bedoeling is dat hij daar twee
ochtenden per week gaat werken, maar dat is teveel voor hem. Hij sport veel en heeft contact met Brijder. Zijn gedrag is wel veranderd. Hij is clean. Voorheen zat hij het liefst op zijn kamer om te blowen en tv te kijken. Klager voert een taakstraf uit
binnen Transferium. Dit houdt in dat hij buiten schoffelt. In het weekend gaat hij naar zijn ouders. Het contact met zijn ouders is na veel vallen en opstaan nu goed. Hij wordt opgehaald bij de instelling.
De maatregelen, methoden en beperkingen, die ten aanzien van klager kunnen worden toegepast, zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. Dit zijn niet alle middelen die in de instelling kunnen worden gehanteerd. Een uitdraai van de bladzijde waarop de
voor klager mogelijk in te zetten middelen staan vermeld wordt ter zitting aan de beroepscommissie overgelegd.
Op de mededeling van de voorzitter dat van deze maatregelen, methoden en beperkingen die sinds maart 2015 worden toegepast van te voren schriftelijk uitgewerkt dient te zijn wanneer deze kunnen worden toegepast, is geantwoord dat dit stuk aan de
beroepscommissie kan worden toegestuurd. Dat ter zitting enkel een uitdraai van een bladzijde is overgelegd, heeft te maken met het oude registratiesysteem dat nog wordt gehanteerd in de instelling. Klager was bij de bespreking van het
hulpverleningsplan, ook wel werkplan genoemd, aanwezig. Dit staat niet in het stuk.
Klager is op 30 maart 2015 teruggekeerd naar Transferium. Vraag was of hij na twee agressie-incidenten naar een j.j.i. zou gaan of terug naar Transferium. Verwacht werd dat het in verband met zijn kwetsbaarheid niet goed zou gaan in een j.j.i. en om
die
reden is hij teruggekeerd naar Transferium. Begonnen is vanuit afzondering en telkens is gekeken wat hij aan kon. Zijn groepsmomenten zijn uitgebreid, maar weer teruggebracht toen bleek dat dat te veel voor hem was. Er is telkens met de groepsleiding
overlegd over wat klager aan zou kunnen. Bewust zijn zijn vrijheden beperkt om hem clean te houden en perspectief te bieden. Hij was erg verslaafd. Het is heel ingewikkeld om een instelling te vinden die het vervolgtraject voor hem kan verzorgen. De
Detoxafdeling is een open behandelgroep en niet geschikt voor klager. Hij zou kunnen weglopen. Het is een heel aardige jongen maar hij heeft geen behandelvraag. Behandeling afdwingen door hem extern te motiveren, lukt bij hem niet.
Naar omstandigheden gaat het redelijk goed met klager. Hij gaat een ochtend naar Voorwerk en in het weekend naar huis. Hij wil echter niet in de instelling verblijven en naar huis. Hij is nu zeventien jaar oud. Klager is structureel afgezonderd.

Op 17 december 2015 is een nadere schriftelijke reactie van de instelling ontvangen, waarbij twee hulpverleningsplannen van 29 april 2015 en 29 juni 2015, die golden rond het indienen van de klacht, zijn overgelegd. Aangegeven is dat in deze versies
van
de hulpverleningsplannen de middelen en maatregelen zijn toegevoegd, hetgeen niet eerder lukte in de printversie. Beide werkplannen zijn niet ondertekend. De Jeugdwet vereist geen handtekening van de jeugdige of degene die het gezag over hem heeft,
maar
de jeugdige dient wel zo volledig mogelijk te worden geïnformeerd. De maatregelen en de wijzigingen van de dagroutines zijn telkens met hem besproken, of door zijn mentor of door de gedragswetenschapper. Bij het bespreken van de hulpverleningsplannen
is
klager telkens aanwezig geweest. Klager was het sowieso niet eens met de maatregel dat hij apart begeleid zou worden van de rest van de jongeren. Hij was in die periode heel afwezig en teruggetrokken. Niet volledig wordt voldaan aan artikel 6.3.6,
derde
lid, van de Jeugdwet, het omschrijven van gevallen waarin en de termijn gedurende welke de maatregelen kunnen worden toegepast. Dit heeft te maken met het registratiesysteem die die mogelijkheid niet geeft. Het in gebruik nemen van een nieuw
registratiesysteem heeft vertraging opgelopen.

De vertrouwenspersoon heeft op 6 januari 2016 schriftelijk aangegeven dat zij op 30 juni 2015 van klager heeft gehoord dat hij ongeveer twee weken daarvoor, rond 17 juni 2015, een formulier aan de groepsleiding had gegeven in de veronderstelling dat
dit
aan de klachtencommissie zou worden verzonden. De groepsleiding bevestigde dat hij die formulieren twee weken eerder in een bepaalde brievenbus had gedaan. Op 7 juli 2015 zijn de formulieren door de directeur via de administratie ontvangen en aan de
collega van de vertrouwenspersoon gegeven. De vertrouwenspersoon heeft de formulieren na haar vakantie op 29 juli 2015 ontvangen.

3. De beoordeling
Door klagers vertrouwenspersoon is aangegeven dat klager, die sinds 27 maart 2015 was afgezonderd, haar heeft meegedeeld dat hij zijn klacht rond 17 juni 2015 aan een personeelslid heeft gegeven. Het personeelslid heeft erkend dat hij rond 17 juni 2015
de klacht in de brievenbus heeft gedaan. De vertrouwenspersoon heeft voorts verklaard waarom de klacht pas op 5 augustus 2015 is ingediend.
Nu de instelling geen verweer heeft gevoerd voor wat betreft de ontvankelijkheid van de klacht en het bovenstaande niet heeft betwist, gaat de beroepscommissie ervan uit dat klager overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.5.1, eerste lid, van de
Jeugdwet de klacht binnen een redelijke termijn heeft ingediend en zal zij klager net als de klachtencommissie ontvangen in zijn klacht.

Uit artikel 6.3.1, eerste en tweede lid aanhef en onder b, van de Jeugdwet volgt dat ten aanzien van een jeugdige, voor zover dit noodzakelijk is om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken of voor zover noodzakelijk voor de veiligheid van de
jeugdige of anderen, de maatregel van tijdelijke plaatsing in afzondering kan worden opgelegd.

Uit artikel 6.3.6, eerste en derde lid, van de Jeugdwet volgt dat de maatregel slechts kan worden toegepast voor zover deze is opgenomen in het hulpverleningsplan en het plan tevens de termijn omschrijft gedurende welke de maatregelen kunnen worden
toegepast.

De Memorie van toelichting bij artikel 6.3.1. verduidelijkt dat de jeugdige enkel voor een bepaalde periode in afzondering kan worden geplaatst. Afzondering is bedoeld als uiterste maatregel, die toegepast wordt als niet met minder ingrijpende
maatregelen kan worden volstaan. De verantwoorde zorg zal de omstandigheden bepalen waaronder afzondering kan plaatsvinden.

De door de instelling overgelegde hulpverleningsplannen, die betrekking hebben op de periode waar de klacht op ziet, beschrijven enkel de afzondering als tijdelijk zonder dat daarbij een termijn is vermeld. Als verklaring hiervoor is door de instelling
in de reactie van 17 december 2015 gegeven dat het niet vermelden van de termijn te maken heeft met het registratiesysteem dat die mogelijkheid niet heeft.
De beroepscommissie ziet niet in waarom een dergelijke termijn niet handmatig in het hulpverleningsplan kon worden vermeld en daarbij komt dat de instelling ter zitting heeft erkend dat klagers afzondering structureel was.
Vast is derhalve komen staan dat klager vanaf 27 maart 2015 tot 22 december 2015 is afgezonderd, dat die afzondering een structureel karakter had en dat deze continue afzondering voor klager zwaar heeft gewogen. Klager heeft aangegeven dat de
afzondering voor hem uitzichtloos was, hij er nerveus van werd en niet meer gewend was aan contacten met andere jeugdigen.

Gelet op voorgaande overweegt de beroepscommissie dat de Jeugdwet geen wettelijk kader biedt voor de structurele afzondering van een jeugdige. Door de instelling is de maatregel ook wel aangeduid als een routinemaatregel, maar hiervoor is evenmin een
wettelijk kader in de Jeugdwet te vinden. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de klachtencommissie vernietigen en de klacht alsnog gegrond verklaren.
Door klager is aangegeven dat het hem er vooral omgaat dat andere jeugdigen in de toekomst niet hetzelfde zal overkomen. Om die reden zal de beroepscommissie klager een symbolische tegemoetkoming toekennen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klacht alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris,
op 25 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven