Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3125/GB, 20 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3125/GB

Betreft: [klager] datum: 20 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. van der Voet, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op 22 oktober 2015 heeft mr. R.A. Bruinsma bericht dat hij klager bijstaat in de plaats van mr. W van der Voet.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 augustus 2014 gedetineerd. Klager is op 15 maart 2015 ingesloten in het huis van bewaring (hvb) van de p.i. Dordrecht en op 4 augustus 2015 is klager op eigen verzoek in het hvb De Schie te Rotterdam geplaatst. In die inrichting
verbleef een vriend van het slachtoffer uit klagers strafzaak en om problemen te voorkomen is klager op 7 augustus 2015 overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet. Klager is op 24 september 2015 in het kader van onderzoek tijdelijk overgeplaatst naar het
Pieter Baan Centrum (PBC). Klager is op 5 november 2015 teruggekeerd in de locatie Hoogvliet.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft medio juli 2015 overplaatsing verzocht naar de p.i. De Schie verzocht, omdat medegedetineerden nieuwsgierig waren naar klagers strafzaak. In de p.i. De Schie trof klager een rivaal aan van een vroegere straatbende en klager heeft direct om
terugplaatsing naar de p.i. Dordrecht verzocht. Klager is echter doorgeplaatst naar de locatie Hoogvliet. Daar trof hij weer een rivaal aan en hij heeft daarom opnieuw om terugplaatsing naar de p.i. Dordrecht verzocht. Dit verzoek is op 15 september
2015 afgewezen. Klager bestrijdt dat een consistente motivering ontbreekt. Klager heeft twee keer om overplaatsing terug naar de p.i. Dordrecht verzocht vanwege eenzelfde argument, namelijk zijn veiligheid. In de p.i. Dordrecht werd klager niet
bedreigd, maar voelde hij zich niet op zijn gemak.
Klager wil graag terug naar de p.i. Dordrecht. Hij wil echter niet buiten de regio Rotterdam worden geplaatst in verband met zijn bezoek. Klager wil worden gehoord door de beroepscommissie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Er is onvoldoende grond om klagers verzoek toe te wijzen. Een terugkeer naar de p.i. Dordrecht zou “terug naar af” betekenen. Klager voelde zich in die inrichting niet op zijn gemak en hij wilde daar weg vanwege het bekend worden van het feit waarvan
hij wordt verdacht. Klager is op 24 september 2015 vanuit de locatie Hoogvliet tijdelijk overgeplaatst naar het PBC. Met klagers casemanager is afgesproken dat bij klagers terugkeer in de locatie Hoogvliet opnieuw naar zijn detentiesituatie zal worden
gekeken.

4. De beoordeling
De beroepscommissie wijst klagers verzoek om te worden gehoord af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Klager heeft gemeld dat hij zich onveilig voelt in de p.i. Hoogvliet en daarom wil worden teruggeplaatst naar de p.i. Dordrecht, waaruit hij eerder op zijn verzoek om veiligheidsredenen is weggeplaatst. Hiervoor is onvoldoende aanleiding en grondslag.
In de bestreden beslissing wordt vermeld: “ Mocht er echt sprake zijn van een dreiging of onveilige situatie dan lijkt een overplaatsing buiten de regio Rotterdam en omstreken aan de orde, u kunt dit verzoek aangeven bij de casemanager.” Niet is
gebleken of aannemelijk gemaakt dat zich na zijn terugkeer op 5 november 2015 een dergelijke situatie in de p.i. Hoogvliet heeft voorgedaan. De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie wijst klager erop dat hij ingevolge artikel 18, vierde lid, van de Pbw, indien zijn verzoekschrift, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Pbw, is afgewezen, zes maanden na deze afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift
indienen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven