Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4118/GV, 12 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4118/GV

betreft: [klager] datum: 12 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft in de tweede negatieve verlofbeslissing – die overigens verder exact zo gemotiveerd was als de eerste negatieve verlofbeslissing – alleen toegevoegd dat klager niet open zou staan voor klinische behandeling, alhoewel dat
formeel geen afwijzingsgrond vormt. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben geen bezwaar tegen verlofverlening. Het OM heeft aan klager zelfs een besluit voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) met voorwaarden afgegeven, waar de gestelde
klinische opname overigens geen onderdeel van uit maakt. Ook door de rechter is een dergelijke vergaande bijzondere voorwaarde niet opgelegd. Klager heeft verder van meet af aan aangegeven voor ambulante behandeling open te staan. Enkel de directeur
heeft negatief geadviseerd, terwijl dit negatieve advies strijdig is met het vrijhedenadvies van de inrichting, waarin wordt geadviseerd om klager juist wel in aanmerking te laten komen voor verlof. Verder zijn nieuwe zwaarwegende positieve feiten en
omstandigheden, die zich na terugplaatsing uit Exodus hebben voorgedaan, door de directeur en de selectiefunctionaris niet meegewogen. Deze feiten en omstandigheden betreffen onder meer het goede gedrag van klager in de inrichting als gevolg waarvan
hij
in het plusprogramma is geplaatst, het volgen van diverse cursussen waaronder de afgeronde KVV-cursus, het afronden van de COVA-training, het feit dat al geruime tijd geen sprake is van (druggerelateerde) rapporten en ten slotte het verbeterde inzicht
door zelfstandige aanmelding bij de psycholoog om zo het gevreesde recidiverisico in te perken. De raadsvrouw verwijst naar een soortgelijke casus waarin het beroep van klaagster gegrond werd verklaard (RSJ 30 maart 2015, 15/0535/GV). De inrichting
houdt elke vorm van vrijheidsverlening star tegen, nu op basis van één misstap in het verleden klager is teruggeplaatst in het basisregime gedurende elf weken en klagers aanvraag voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting en zijn eerste
verlofaanvraag zijn afgewezen. De selectiefunctionaris heeft bovendien ten onrechte niet meegewogen dat klagers belang op resocialisatie zwaarder zal moeten wegen naarmate klagers einddatum van detentie dichterbij komt. De raadsvrouw verwijst naar
enkele uitspraken van de beroepscommissie. Klager heeft al ruim drie jaar detentie achter de rug zonder vrijheden te hebben genoten en heeft, na deze negatieve beslissing, nog slechts één verlofmogelijkheid over. Klager wenst de band met zijn vriendin
en kind te versterken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vast is komen te staan, ook al wordt hij hiervoor niet strafrechtelijk vervolgd, dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan inbraak in vereniging in een teamkamer van Exodus in augustus 2015. Zowel de reclassering als de inrichting komen tot de
conclusie dat een klinische behandeling geïndiceerd is. Klager wenst daar echter niet aan mee te werken. Gelet op het vastgestelde zeer hoge recidiverisico en het voorval in Exodus is het verlenen van vrijheden, zonder behandeling, ongewenst. Hoewel
het
gedrag van klager binnen de inrichting naar behoren is, heeft hij aangetoond buiten de inrichting zeer snel in crimineel gedrag te vervallen. Overigens was er sprake van een bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke invrijheidstelling, namelijk
plaatsing bij Exodus. Naar aanleiding van het voorval bij Exodus is hij daar niet meer welkom. Als klager blijft weigeren mee te werken aan klinische behandeling, bestaat de mogelijkheid dat een uitstel van (een deel) van de v.i. zal worden gevorderd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht en de politie hebben positief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden aan klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij de voorwaardelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden te ondergaan. De datum van
invrijheidstelling is thans bepaald op 8 april 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken en een eerdere uitspraak van de beroepscommissie ten aanzien van klager (RSJ 17 november 2015, 15/3458/GV) volgt dat klagers eerste verlofaanvraag is afgewezen in verband met betrokkenheid bij een inbraak in de teamkamer van Exodus.
Inmiddels is de datum van klagers invrijheidstelling nabij. Klagers gedrag in de inrichting is goed. Zowel de officier van justitie als de politie hebben positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en na terugplaatsing uit Exodus hebben er
geen incidenten meer plaatsgevonden. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient klagers belang in dit stadium van zijn detentie – in verband met zijn voorbereiding op terugkeer in de maatschappij – te prevaleren. De beroepscommissie zal derhalve
het
beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, secretaris, op 12 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven