Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3958/GB, 7 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3958/GB

Betreft: [klager] datum: 7 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een p.p. afgewezen, met name vanwege een eerdere beëindiging van zijn p.p. Uit het selectieadvies van 11
november 2015 volgt dat klager op 26 februari 2016 voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld. Een eerder p.p. is op 8 juli 2015 beëindigd nadat was vastgesteld dat klager tijdens zijn p.p. verdovende middelen had gebruikt. Klager is vervolgens
teruggeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager heeft na zijn plaatsing in de p.i. Krimpen aan den IJssel uitsluitend positief gedrag laten zien. Er zijn geen disciplinaire straffen en/ of maatregelen aan klager opgelegd. Uit dit
selectieadvies volgt verder dat op respectievelijk 28 augustus 2015, 3 oktober 2015 en 15 oktober 2015 urinecontroles zijn afgenomen bij klager zonder dat daarbij is gebleken van gebruik van middelen. Geconcludeerd wordt dat aan klager in het kader van
zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) als bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat klager wordt geplaatst in Exodus. Klager wenst gedurende zijn p.p. te verblijven in Exodus. Klager ziet niet in waarom er bezwaren bestaan tegen een
verblijf
in Exodus in het kader van een p.p., terwijl er geen bezwaren bestaan tegen een verblijf in Exodus in het kader van zijn v.i. Klager is van mening dat de eerdere beëindiging van zijn p.p., gezien zijn positieve gedrag vanaf zijn plaatsing in de p.i.
Krimpen aan den IJssel, niet langer van doorslaggevende betekenis is. Mede gelet op het resocialisatiebeginsel van artikel 2, tweede lid, van de Pbw acht klager de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen als onredelijk en onbillijk.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verbleef van 19 maart 2015 tot 8 juli 2015 in Exodus te Utrecht. Klagers verblijf in Exodus werd beëindigd vanwege het gebruik
van harddrugs. Vanaf klagers terugplaatsing heeft hij zich dwingend opgesteld ten aanzien van een herplaatsing in Exodus. Verwezen wordt naar een mailwisseling waaruit volgt dat Exodus een gesprek wil aangaan met klager in het kader van een plaatsing
tijdens zijn v.i. Exodus heeft een lange wachtlijst en klager heeft al een keer eerder een kans gehad. Het is niet mogelijk om klager voor zijn v.i.-datum te plaatsen in een Exodushuis. Hierbij lijkt te worden meegewogen dat klager onder valse
voorwendselen contact heeft gezocht met Exodus en zijn motivatie slechts blijkt ingegeven door het verkrijgen van vrijheden. De p.i. Krimpen aan den IJssel komt tot een negatief advies, omdat klager heeft aangetoond dat hij zich niet aan de afspraken
houdt. Daarnaast bestaat er vrees voor het gebruik van drugs. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd, nu er door de eerder opgedane ervaring geen vertrouwen meer is in klager. De reclassering ziet voldoende mogelijkheden om klager
tijdens zijn toezicht te begeleiden. De selectiefunctionaris merkt op dat – op basis van de verkregen informatie – er onvoldoende vertrouwen is om klager opnieuw aan een p.p. te laten deelnemen. Daarnaast ziet Exodus geen mogelijkheden om klager in het
kader van zijn p.p. te plaatsen. Voorts bestaat de mogelijkheid om klager in het kader van zijn v.i. te begeleiden.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van 11 november 2015 van
de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel volgt dat klager op 8 juli 2015 is teruggeplaatst in de p.i. Krimpen aan den IJssel vanwege het gebruik van harddrugs gedurende zijn verblijf bij de Stichting Exodus. De Stichting Exodus heeft aangegeven
pas een heropneming aldaar te willen overwegen in het kader van klagers v.i. Voorts blijkt uit het selectieadvies dat de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel negatief heeft geadviseerd ten aanzien van deelname aan een p.p., vanwege onder andere
de gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Het OM heeft negatief geadviseerd, nu aan klager voldoende kansen zijn geboden en hij zich niet heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.C. Coster, secretaris, op 7 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven