Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3079/TA, 15/3152/TA en 15/3153/TA, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/3079/TA, 15/3152/TA en 15/3153/TA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van 9 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. De omstandigheid dat (conflict)situaties op de afdeling verscheidene keren zijn meegewogen bij klagers ‘puntenbeoordeling’ op de werkplaats (HK2015/175);
b. De omstandigheid dat klager is belemmerd in zijn telefonisch contact met zijn advocaat (HK2015/196);
c. de bejegening van klager door de groepsleiding (HK2015/197);
d. de omstandigheid dat klager geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen van een hem opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel (HK2015/198).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: situaties op de afdeling hebben invloed (gehad) op klagers puntenbeoordeling op de werkplaats. Indien hij als gevolg van een insluiting niet op de arbeid verschijnt, leidt dit tot puntenvermindering. De verscheidene
disciplines moeten strikt uit elkaar worden gehouden.
Ten aanzien van het beklag onder b: klager mocht op 21 augustus 2015, in de separatieruimte, van 12.30 uur tot 18.00 uur over een draagbare telefoon beschikken. Echter, de batterij van de telefoon was om 14.00 uur al leeg. Klager heeft om een
functionerende telefoon verzocht, maar hij kreeg te horen dat hij moest wachten tot het landelijke bijstandsteam er was. Hierdoor kon klager zijn advocaat niet bellen en andersom. Klager had belang bij contact met zijn advocaat, omdat de inrichting had
beslist ten aanzien van klager b-dwangbehandeling toe te passen en klager schorsing van die beslissing wilde verzoeken.
Ten aanzien van het beklag onder c. heeft klager in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt niet nader toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder d: klager heeft geen schriftelijke mededeling ontvangen van de beslissing hem te beperken in zijn bewegingsvrijheid. Klager weet nog steeds niet waarom hij van 17 tot en met 20 augustus 2015 ingesloten is geweest.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: klagers klacht is niet gericht tegen een beslissing waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag openstaat. Tevens voldoet het klaagschrift niet aan de eisen als gesteld in artikel 58, derde lid, Bvt.
Ten aanzien van het beklag onder b: klager is niet geweigerd contact te hebben met zijn advocaat; klager heeft op 21 augustus 2015 voordat de batterij van de telefoon leeg was, alsook na 18.00 uur contact gehad met zijn advocaat. De stelling van klager
dat hij in zijn rechtsgang is belemmerd is onjuist; hij heeft kunnen verzoeken om schorsing van de beslissing tot toepassing van b-dwangbehandeling.
Ten aanzien van het beklag onder c. en d. is meegedeeld dat het hoofd van de inrichting zich kan verenigen met de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. In aanvulling op die beslissing overweegt de beroepscommissie dat
de klacht niet een beslissing van het hoofd van de inrichting betreft waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag openstaat. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal met aanvulling van de gronden
worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Klagers klacht komt erop neer dat zijn recht om met zijn advocaat te telefoneren, als bedoeld in artikel 38, vierde lid, Bvt geschonden is, doordat hij op 21
augustus 2015 tussen 14.00 uur en ongeveer 18.00 uur niet heeft kunnen beschikken over een functionerende telefoon. Tegen een vermeende beperking van een recht dat een verpleegde op grond van de Bvt toekomt, staat ingevolge artikel 56, eerste lid onder
e, Bvt beklag open. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog in zijn beklag ontvangen.

Op grond van de stukken acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager op
21 augustus 2015 tussen 12.30 uur en ongeveer 14.00 uur en na 18.00 uur de beschikking heeft gehad over een functionerende telefoon en dus de gelegenheid heeft gehad met zijn advocaat te telefoneren. Van een schending van klagers recht op grond van
artikel 38, vierde lid, Bvt is naar het oordeel van de beroepscommissie onder deze omstandigheden geen sprake. Met de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat het recht op grond van artikel 38, vierde lid, Bvt niet inhoudt dat een
verpleegde
op alle momenten van de dag moet kunnen beschikken over een telefoon. Bij dit oordeel heeft de beroepscommissie ook meegewogen de omstandigheid – die haar ambtshalve bekend is – dat klager door tussenkomst van zijn advocaat op 21 augustus 2015 een
schorsingsverzoek heeft ingediend tegen de op 21 augustus 2015 genomen beslissing tot toepassing van b-dwangbehandeling. De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. en d. overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op de klachten heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagrechter zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a., c. en d. ongegrond en bevestigt de daarop betrekking hebbende uitspraken van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden ten aanzien van de uitspraak inzake het beklag
als vermeld onder a.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake het beklag als vermeld onder b., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven