Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1890/GA en 15/2672/GA, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1890/GA en 15/2672/GA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen uitspraken van 12 juni 2015 en 24 juli 2015 van de beklagcommissie respectievelijk alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De directeur van de p.i. Zwolle heeft op 7 december 2015 schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2015, gehouden in de p.i. Almelo, te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.
Hoewel klaagster, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is zij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, ingaande op 8 mei 2015 en eindigend op 11 mei 2015, wegens het niet meewerken aan de inkomstenprocedure (15/1890/GA);
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, ingaande op 12 mei 2015 en eindigend op 15 mei 2015, wegens het niet meewerken aan de inkomstenprocedure (15/1890/GA);
c. een ordemaatregel van veertien dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten wegens het niet meewerken aan afname van biometrische gegevens (15/2672/GA).

De beklagcommissie respectievelijk beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van onderdeel a. en b. is het volgende aangevoerd. Klaagster is nog niet afgestraft en om die reden mag er
geen foto worden gemaakt.
Ten aanzien van onderdeel c. is het volgende aangevoerd. Een ordemaatregel mag niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Door de directeur is de ordemaatregel gebruikt als straf. De directeur heeft geen advies gevraagd aan de medische dienst.
Ontzegging van bezoek als ordemaatregel is niet mogelijk. Bij een luchtkooi komt niet voldoende lucht en licht naar binnen en er is geen ruimte voor het doen van lichamelijke oefeningen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van onderdeel a. en b. is het volgende aangevoerd. Conform artikel 28 van de Pbw en de huisregels wordt
op
de dag van binnenkomst een bewegingspas gemaakt. Op deze pas staat een foto van de gedetineerde. Deze pas dient de gedetineerde altijd bij zich te hebben. Klaagster heeft geweigerd mee te werken aan de inkomstenprocedure. Ondanks het uitleggen van de
consequenties daarvan bleef ze weigeren.
Ten aanzien van onderdeel c. is het volgende aangevoerd. Klaagster weigert mee te werken aan afname van biometrische gegevens door middel van digitale foto’s en vingerafdrukken.
Klaagster dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep, nu de mondelinge uitspraak dateert van 24 juli 2015 en haar beroepschrift op 7 augustus 2015 door de beroepscommissie is ontvangen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. en b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient een schriftelijke mededeling van (onder meer) een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling
binnen
24 uur wordt uitgereikt. In dit geval is de bestreden beslissing als vermeld onder a. genomen op
8 mei 2015 om 17.00 uur en is de mededeling daarvan aan klaagster uitgereikt op
11 mei 2015 om 11.00 uur. De bestreden beslissing als vermeld onder b. is genomen op
12 mei 2015 om 14.00 uur en de mededeling daarvan is aan klaagster uitgereikt op
14 mei 2015 om 09.15 uur. In beide gevallen zijn de mededelingen niet binnen 24 uur aan klaagster uitgereikt. Nu de schriftelijke mededelingen niet onverwijld aan klaagster zijn uitgereikt, is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 58, eerste lid,
van
de Pbw en zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klaagster een tegemoetkoming toekennen.

Ten aanzien van onderdeel c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Nu het door klaagster ingediende beroepschrift dateert van 30 juli 2015, gaat de beroepscommissie voorbij aan het verweer van de directeur dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

In artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw is bepaald dat de directeur een gedetineerde kan uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Uit de mededeling tot oplegging van de ordemaatregel blijkt dat klaagster weigerde mee te werken aan de afname van biometrische gegevens. Op grond van artikel 28, vijfde lid, van
de
Pbw is de directeur bevoegd tot het nemen van een foto van een gedetineerde, welke gebruikt kan worden voor een legitimatiebewijs die een gedetineerde bij zich dient te dragen. Klaagster heeft een dergelijk legitimatiebewijs met foto derhalve nodig om
zich door de inrichting te bewegen. Het opleggen van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten, om zo te voorkomen dat deze ongewenste situatie voortduurt, acht de beroepscommissie dan ook niet onredelijk of onbillijk. De
beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat een straf niet kan worden opgelegd op dezelfde gronden als een ordemaatregel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven