Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2048/GA, 30 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2048/GA

betreft: [klager] datum: 30 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.W. Daamen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Bij brief van 3 november 2015 is de directeur, namens de beroepscommissie, verzocht de belgegevens van klager over de periode van 7 tot en met 19 september 2014 toe te zenden aan het secretariaat van de Raad. De gevraagde belgegevens zijn op 5 november
2015 op het secretariaat van de Raad ontvangen. Deze zijn doorgestuurd naar klager en zijn raadsman en zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Klagers raadsman heeft bij brief van
10 november 2015 gereageerd op de overgelegde belgegevens.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de inbeslagname van foto’s van klagers vriendin en dochter (VU 2014-938);
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van acht dagen (van 25 augustus 2014 tot 2 september 2014) (VU 2014-1603);
c. de omstandigheid dat klager op 30 augustus 2014 niet heeft kunnen luchten en douchen (VU 2014-1604);
d. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen (vanaf 15 september 2014) (VU 2014-1776);
e. de opschorting/intrekking van klagers belregeling, waardoor klager niet meer op kosten van de inrichting met zijn familie in Thailand heeft kunnen bellen (VU 2014-1803).

De beklagrechter heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: klager betwist dat de foto’s die in beslag zijn genomen aanstootgevend zijn en dat hij deze op aanstootgevende wijze heeft getoond aan medegedetineerden. Klager had ter onderbouwing van dit standpunt de foto’s aan
de
beroepscommissie willen laten zien, maar die foto’s zijn in het ongerede geraakt, terwijl deze onder de directeur waren. Daardoor kan de beroepscommissie hierover geen zelfstandig oordeel vormen.
Ten aanzien van het beklag onder b: de mededeling van de ordemaatregel is onvoldoende met redenen omkleed en daarmee in strijd met het bepaalde in de artikelen 57 en 58 van de Pbw. Klager betwist dat hij uitspraken heeft gedaan die de orde en
veiligheid
in het geding brengen. In de mededeling is niet vermeld welke concrete uitspraken klager zou hebben gedaan. Er is wel een rapport, maar dit rapport is niet aan klager aangezegd en in de mededeling is niet hiernaar verwezen. De raadsman heeft verwezen
naar RSJ 30 november 2012, 12/2552/GA en RSJ 29 januari 2002, 01/2191/GA. Klager betwist dat hij heeft verzocht om de ordemaatregel.
Ten aanzien van het beklag onder c: de directeur dient ervoor zorg te dragen dat het recht om te luchten daadwerkelijk wordt uitgeoefend (RSJ 24 mei 2012, 12/691/GA). Er was een lijst – welke lijst er overigens niet meer is – waarop de tijden van het
luchten tijdens klagers ordemaatregel stonden vermeld. Volgens die lijst zou klager op 30 augustus 2014 om 15.30 uur mogen luchten. Klager werd echter in de gelegenheid gesteld om 9.30 uur te luchten. Klager heeft daarop gezegd op het later ingeplande
tijdstip te willen luchten. Om 15.30 uur is hem geen luchtmoment aangeboden. De directeur had ofwel klager de gelegenheid moeten bieden om 15.30 uur te luchten ofwel hem duidelijker moeten infomeren dat luchten die dag alleen om 9.30 uur kon. Nu dit
niet is gebeurd is de zorgplicht geschonden. Klager heeft die dag ook niet mogen douchen, terwijl hij gedurende zijn gehele detentie dagelijks mocht douchen. Er was geen reden hem het douchen niet toe te staan. Er is onredelijk en onbillijk gehandeld.
Ten aanzien van het beklag onder d: de mededeling van de ordemaatregel is onvoldoende met redenen omkleed en daarmee in strijd met het bepaalde in de artikelen 57 en 58 van de Pbw. Klager ontkent dat hij dreigende uitspraken heeft gedaan. De directeur
heeft in het geheel niet geconcretiseerd welke uitspraken klager zou hebben gedaan. Er zijn geen rapportages overgelegd.
Ten aanzien van het beklag onder e: klager had een speciale belregeling op grond waarvan hij drie keer per week op kosten van de inrichting mocht bellen. Van 7 tot en met
19 september 2014 heeft hij zonder goede reden(en) niet meer op kosten van de inrichting mogen bellen met zijn familie in Thailand. Op 7 september 2014 is hem een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd en gedurende die
straf is klagers belregeling opgeschort. Het beklag over die straf is gegrond verklaard. De opschorting van de belregeling is dus onterecht geweest. Uit de overgelegde belgegevens blijkt dat klager vanaf 7 september 2014 gedurende een periode van
precies vijf dagen niet met Thailand heeft gebeld. Ook na de disciplinaire straf heeft klager niet meer op grond van de belregeling mogen bellen. Uit de belgegevens blijkt dat klager op 12, 13, 14 en 17 november 2014 naar Thailand heeft gebeld, maar
dit
heeft hij moeten doen met de normale telefoon (waarmee gesprekken worden opgenomen), terwijl hij op grond van de belregeling met een looptelefoon (waarmee gesprekken niet worden opgenomen) mocht bellen. De gesprekken met de normale telefoon heeft hij
zelf moeten betalen. Hieruit kan worden afgeleid dat klager ook na zijn straf niet op kosten van de inrichting heeft kunnen bellen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: klager verblijft niet meer in de p.i. Vught. De foto’s zijn hier niet meer aanwezig. Het is juist dat de foto’s niet aan klager zijn teruggegeven.
Ten aanzien van het beklag onder b: voorafgaande aan de oplegging van de ordemaatregel is met klager gesproken. Klager heeft toen gezegd dat het niet goed met hem ging. Dit had te maken met het hoger beroep in zijn strafzaak. Daarnaast ageerden
medegedetineerden tegen hem vanwege de aard van zijn strafzaak. Ook zorgde zijn gedrag voor onrust bij medegedetineerden. Klager heeft zelf verzocht om de ordemaatregel.
Ten aanzien van het beklag onder c: klager is op 30 augustus 2014 om 9.30 uur de gelegenheid geboden te luchten, maar dit aanbod heeft hij afgeslagen. Op 31 augustus 2014 is klager in de gelegenheid gesteld te douchen.
Ten aanzien van het beklag onder d: nu klager niet meer in de p.i. Vught verblijft is geen rapportage over hem meer voorhanden.
Ten aanzien van het beklag onder e: klagers belregeling is niet opgeschort. Hij heeft tussen 7 en 19 november 2014 de mogelijkheid gehad te bellen met zijn familie in Thailand en heeft dit ook gedaan.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat de directeur op 14 juni 2014 foto’s van klager waarop zijn vrouw en dochter staan in beslag heeft genomen, omdat deze foto’s volgens de directeur
aanstootgevend zouden zijn. Klager betwist dat de foto’s aanstootgevend zijn. Klager had de foto’s aan de beroepscommissie willen tonen, maar gebleken is dat de directeur die foto’s nooit aan klager heeft geretourneerd en dat deze in de p.i. Vught noch
in de p.i. Krimpen aan den IJssel (waar klager thans verblijft) ten behoeve van klager worden bewaard. Nu de foto’s niet zijn overgelegd kan de beroepscommissie niet toetsen of deze een aanstootgevend karakter hebben en of de inbeslagneming in
redelijkheid heeft kunnen plaatsvinden. Dit komt voor rekening en risico van de directeur aangezien de foto’s na de inbeslagneming nimmer meer aan klager zijn geretourneerd. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de
uitspraak
van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming en bepaalt de hoogte daarvan op € 10,=. Deze tegemoetkoming is enkel bedoeld voor het door klager
geleden ongemak en is uitdrukkelijk geen vergoeding voor het (beweerdelijke) verlies van de foto’s door toedoen van de directeur; over dit laatste gaat het beklag niet.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie stelt voorop dat niet aannemelijk is dat klager zelf heeft verzocht om de ordemaatregel, temeer nu dit niet blijkt uit de schriftelijke
mededeling van de ordemaatregel en klager dit heeft weersproken.

In de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel staat dat de ordemaatregel op
25 augustus 2014 om 16.00 uur is ingegaan. De schriftelijke mededeling is aan klager uitgereikt, zo blijkt uit de mededeling, op 29 augustus 2014 om 14.30 uur. Daarmee is de schriftelijke mededeling in strijd met het bepaalde in artikel 58, eerste lid,
in verbinding met artikel 57, eerste lid, onder c, van de Pbw niet onverwijld – in de regel binnen 24 uur na het nemen van de beslissing, behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken – aan klager uitgereikt. Gelet hierop zal de
beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming is van belang de vraag of de directeur
in redelijkheid heeft kunnen komen tot de bestreden beslissing. Gezien het verslag van 25 augustus 2014 – welk verslag niet aan klager is aangezegd, maar dit is geen constitutief vereiste voor het opleggen van een ordemaatregel – waarin is beschreven
welke concrete uitspraken klager heeft gedaan en welk concreet gedrag hij heeft vertoond voorafgaande aan de bestreden ordemaatregel, heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen beslissen dat het in het belang van
de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting noodzakelijk was klager de bestreden ordemaatregel op te leggen. Gelet hierop zal de beroepscommissie een lagere tegemoetkoming toekennen dan in het geval de noodzaak voor de ordemaatregel zou
hebben ontbroken. De hoogte van de tegemoetkoming wordt bepaald op € 20,=.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder d. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel blijkt dat klager – in afwachting van zijn overplaatsing – is afgezonderd omdat hij ‘dringende’ uitspraken
zou hebben gedaan jegens een personeelslid waardoor de orde en veiligheid in de inrichting in gevaar is gebracht. De directeur heeft evenwel in beklag noch in beroep verslaglegging overgelegd waaruit blijkt welke concrete uitspraken klager zou hebben
gedaan en heeft ter zitting meegedeeld dat geen verslaglegging over klager meer in de inrichting aanwezig is. Nu geen verslaglegging over klagers gedrag is overgelegd, is voor de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat het opleggen van de
ordemaatregel noodzakelijk was in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond
verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Klager is op 19 september 2014 overgeplaatst naar een andere inrichting;
de ordemaatregel heeft dus vier dagen geduurd. Gelet hierop bepaalt de beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming op € 30,=.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder e. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat voor klager een belregeling in het leven was geroepen op grond waarvan hij drie keer per week op kosten van de
inrichting kon bellen met zijn familie in Thailand. Klager stelt dat hij tussen 7 en 19 september 2014 (de dag van zijn overplaatsing) niet meer op kosten van de inrichting heeft kunnen bellen met zijn familie in Thailand.

Aan klager is op 7 september 2014 een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. In de mededeling van deze straf staat dat klagers belregeling gedurende de straf wordt opgeschort. Uit de door de directeur overgelegde
belgegevens blijkt dat klager vanaf 7 tot en met 11 september 2014 niet heeft gebeld met zijn familie in Thailand. Hieruit maakt de beroepscommissie op dat klagers belregeling, anders dan de directeur in beklag heeft aangevoerd, gedurende de
disciplinaire straf daadwerkelijk opgeschort is geweest. De beklagrechter heeft bij uitspraak 24 juni 2015 klagers beklag (VU 2014-1677) tegen die disciplinaire straf gegrond verklaard. De beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf wordt met
die gegrondverklaring geacht te zijn vernietigd. Daardoor is de grondslag aan de beslissing tot opschorting van de belregeling komen te ontvallen. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep voor zover dit betrekking heeft op de periode van 7 tot
en
met 11 september 2014 gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag op dit onderdeel alsnog gegrond verklaren.

Uit de door de directeur overgelegde belgegevens blijkt dat klager op 12, 13, 14 en 17 september 2014 heeft gebeld met zijn familie in Thailand. Onweersproken is dat klager in het kader van de belregeling met een looptelefoon mocht bellen. De
beroepscommissie acht aannemelijk dat klager bovengenoemde gesprekken met de vaste afdelingstelefoon in plaats van met de looptelefoon heeft gevoerd. De beroepscommissie acht gelet op dit laatste niet aannemelijk dat klager vanaf 12 tot en met 19
september 2014 op kosten van de inrichting heeft kunnen bellen met zijn familie in Thailand, nu met de vaste afdelingstelefoon alleen met gebruik van een belkaart (die een gedetineerde in principe zelf moet aanschaffen) gebeld kan worden. De
beroepscommissie zal het beroep voor zover dit betrekking heeft op de periode van 12 tot en met 19 september 2014 eveneens gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter ook in zoverre vernietigen en het beklag eveneens op dit onderdeel gegrond
verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij bepaalt de hoogte daarvan op € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a, b, d. en e. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart deze klachten alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 80,=
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven