Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2646/GA, 27 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2646/GA

betreft: [klager] datum: 27 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, en
[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het wegnemen van klagers papieren strafdossier uit de ‘werkcel’ daags voor de strafzitting.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 27 april 2015 is klagers papieren strafdossier weggenomen uit de ‘werkcel’, terwijl klager de daaropvolgende dag zitting had. De directeur is
onzorgvuldig omgesprongen met de vertrouwelijkheid van klagers strafdossier. Het had op de weg van de directeur gelegen om samen met klager tot een oplossing te komen voor de ontstane (nood)situatie. De beste oplossing zou zijn geweest om het
strafdossier tijdelijk in de cel van klager te plaatsen; op die manier had de vertrouwelijkheid van het dossier kunnen worden gewaarborgd en had klager zich in rust kunnen voorbereiden op zijn zitting de volgende dag. Nu zulks niet is gebeurd dient het
beroep gegrond te worden verklaard.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de avond van 27 april 2015 was in de cel van een medegedetineerde lekkage ontstaan. Nu die lekkage niet meteen kon worden verholpen moest die
medegedetineerde gedurende de nacht worden ondergebracht in een vrije cel op de afdeling. Dit werd klagers ‘werkcel’. Het personeel heeft de kar met daarop klagers papieren strafdossier van de ‘werkcel’ gehaald en opgeslagen in de afgesloten wacht.
Daarbij is absoluut niet in de stukken gekeken of gezocht. De ochtend erna is het papieren strafdossier weer teruggebracht naar de ‘werkcel’. Ter zitting heeft de directeur desgevraagd meegedeeld dat het beter zou zijn geweest als de verplaatsing van
het dossier vooraf aan klager zou zijn meegedeeld. Dat dit niet is gebeurd betekent evenwel niet dat onredelijk of onbillijk is gehandeld. Er was sprake van een overmachtssituatie waarin voortvarend handelen nodig was; het personeel heeft in
redelijkheid kunnen handelen zoals zij heeft gedaan.

3. De beoordeling
Vast staat dat klagers papieren strafdossier in de avond van 27 april 2015 is verplaatst van zijn ‘werkcel’ naar de afgesloten wacht, omdat een medegedetineerde, in wiens cel lekkage was ontstaan, gedurende de nacht in de ‘werkcel’ moest worden
ondergebracht. Het dossier is de volgende ochtend weer in de ‘werkcel’ teruggeplaatst.

Ter zitting is gebleken dat klager ‘s avonds niet aanwezig mag zijn in zijn ‘werkcel’ – hetgeen de beroepscommissie overigens niet onredelijk acht, zo heeft zij beslist in RSJ 27 november 2015, 15/1438/GA – en dat de ‘werkcel’ wordt afgesloten indien
klager daarin niet aanwezig is. In de avond van 27 april 2015 is klagers papieren strafdossier verplaatst naar de wacht, een andere afgesloten ruimte. Met de verplaatsing van klagers papieren strafdossier is de feitelijke situatie voor klager dus niet
veranderd; zowel voor als na de verplaatsing kon klager niet bij (het grootste gedeelte van) zijn papieren strafdossier. Voorts is gesteld noch gebleken dat het papieren strafdossier bij gelegenheid van die verplaatsing door het personeel is ingezien
dan wel onderzocht. Hoewel de beroepscommissie er begrip voor kan opbrengen dat klager de verplaatsing van zijn papieren strafdossier daags voor de zitting als vervelend heeft ervaren, kan die verplaatsing, ondanks dat klager daarin niet is gekend en
er
ook andere oplossingen denkbaar waren, gezien bovenstaande omstandigheden niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de
gronden bevestigen.

Ten overvloede en niets afdoende aan het vorenstaande overweegt de beroepscommissie dat het aanbeveling verdient om beslissingen of handelingen die betrekking hebben op of gevolgen hebben voor klagers strafdossier tijdig met klager te bespreken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 27 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven